1. Ik ben blank vuil
Ik ben blank vuil. Ik ben een tweede-generatie WOII slachtoffer. Mijn moeder zat in een concentratiekamp.
Mijn beide ouders rookten ten tijde van mijn verwekking. Mijn vader was een alcoholist. Ik was bedoeld om het huwelijk te redden. Dit is niet gelukt. Mijn geboorte had op 12 januari 1966 moeten zijn maar het werd Kerstmis 1965. In tegenstelling tot mijn broer ben ik geboren met een televisie in huis. Zwartwit.
2. Ik ben geboren met een burnout
Ik ben geboren met een burnout. Ik ben blank vuil en ben er trots op. Maar het is niet iets waarvoor ik gestudeerd heb. Het was geen keuze. En trots is eigenlijk niet juist. Ik ben het gewoon. Je bent toch niet trots om geboren te zijn? Spijt. Dat kan. Of boos. Maar dat zijn emoties, en die heb ik niet in overvloed.
Mijn vader zei altijd tegen mij: [Feitjes, ik heb meer feitjes nodig -hier komt uiteraard iets gevats]
Het leven is hard voor een kind wanneer zijn vader eerder door de mand valt dan Sinterklaas.
Hij zei wel meer, de leugenaar. Het leven is hard voor een kind wanneer zijn vader eerder door de mand valt dan Sinterklaas. Het is klote wanneer een alcoholist een kind krijgt. Twee is misdadig. De zondes van de vader worden het kind niet aangerekend. Theoretisch. En als kind ben je altijd de laatste die ergens achter komt.
Ik stond in de hal toen mijn moeder tegen haar ouders zei dat ze het zo jammer vond dat ik geen meisje was. En terwijl ik dat stond te verwerken, zei ze dat ik haar huwelijk had moeten redden. Ik had dubbel gefaald voor ik het wist. Een fijne binnenkomer. Ben benieuwd hoe mijn exit zal zijn.
Hij was een fervente amateurfotograaf en met mij begon de kleur.
Mijn vader was een heleboel slechts, maar hij was ook iets goeds, iets waar ik mijn hele leven profijt van zou hebben. Al was het begin verwarrend. Hij was een fervente amateurfotograaf en met mij begon de kleur. Alle babyfoto´s voor mij waren zwart-wit. Mijn blanke reet is de eerste die pontificaal in kleur werd vastgelegd terwijl deze werd geveegd, lachende mensen eromheen. Hebben meer gezinnen deze anale fixatie? Is dit een typisch jaren vijftig slash zestig ding?
Het verwarrende was dat op vele foto’s het uitzicht uit de woonkamer verschilde met de werkelijkheid. Op de foto’s lag het land braak. In het echt was er in de jaren die ik nodig had om de foto’s te ontdekken alweer een straat bijgebouwd. De tuinsteden groeiden gelijk met mij op. De foto’s waren het enige tastbare dat hij had achtergelaten. Honderden. De camera had hij meegenomen.
Later werden de straten uit mijn jeugd, nee de huizen, volledig afgebroken en daarna opnieuw bebouwd met als gevolg dat iemand die mijn geboortehuis opzoekt dit vindt, maar ook weer niet.
Nadat ik contact met mijn vader had gezocht, liet ik hem mij voor onze weekeindjes samen ophalen op de hoek van de straat waar ik was geboren en hij mij in de steek had gelaten.
Nadat ik contact met mijn vader had gezocht, liet ik hem mij voor onze weekeindjes samen ophalen op de hoek van de straat waar ik was geboren en hij mij in de steek had gelaten. Dat was jaren voordat ik van mijn moeder zou horen dat hij gezegd zou hebben, dat wanneer zijn kinderen dood voor hem neer zouden vallen hij niet voor ze zou zorgen. Dat vond ik niet eens grootspraak. Wie zorgt er nu voor een dood kind? Uiteindelijk is het lijk van een mens niets meer dan een dood dier.
3. Ik weet nog waar mijn moeder zat
Oh ja, er waren ook veel singletjes, maar ik heb nooit geweten welke specifiek door hem waren aangeschaft. Als het ‘Do not forsake me’ van Frankie Lane was, dan is dat ironie.
Op een ochtend ging ik met mijn vriendje Mike naar school. We merkten dat het grasveld waar we over liepen omgewoeld was. Later hoorde ik van zijn moeder dat dit mijn vader was geweest, die ’s nachts dronken rond had gecrosst. “Marks vader deed dit vast niet met opzet” fluisterde ze tegen Mike, terwijl ze een drinkgebaar maakte. Mike was blijven zitten en was wereldwijzer dan ik. Jarenlang, tot ik zelf dronken werd, heb ik in dit ongelukje geloofd.
Mijn laatste herinnering aan mijn vader is eigenlijk tevens mijn eerste, mijn enige, voor ik hem twintig jaar laten zou opzoeken.
Het geheugen van een kind is een merkwaardig iets. Mijn laatste herinnering aan mijn vader is eigenlijk tevens mijn eerste, mijn enige, voor ik hem twintig jaar laten zou opzoeken. In de bus, samen met Mike, had ik losjes berekend hoeveel achterstallig zak- en verjaardagsgeld ik kon vragen. Emotionele schade liet ik vooralsnog buiten beschouwing.
Ik weet nog waar mijn moeder zat toen hij zijn hengel van een kast pakte en weg wilde gaan. Mijn moeder smeekte hem te blijven, ze gooide zich op de grond en hing letterlijk aan zijn been. Maar hij maakte zich los en verdween uit ons leven. Ik kroop bij mijn moeder op schoot en probeerde haar te troosten terwijl ik dacht: “Zo hoort het toch niet? Zij hoort mij toch te troosten?”
Zo worden tweedegeneratieslachtoffers gemaakt.
4. Ik zit nu bijna vijfentwintig jaar bij de sociale dienst
Ik zit nu bijna vijfentwintig jaar bij de sociale dienst en het bevalt mij prima. Ieder jaar treedt er weer een Kabinet aan met grote plannen om mij aan het werk te krijgen, maar ik ben ze altijd een stap voor. Nu willen ze weer dat je bijdraagt aan de maatschappij en daar heb ik ook wat op gevonden. De geestelijke gezondheidzorg zal veel goeds doen, maar er is niets makkelijker dan je daar een plaats in verwerven. Vroeger ging ik naar de bieb, maar ik heb via de dienst een computer en internet geregeld en daar maak ik graag gebruik van.
Naast porno heb ik mij gespecialiseerd in alle symptomen van iedere aandoening en afwijking die de laatste jaren in het nieuws is. Ik ben begonnen met een depressie. Nu zit ik in een aspergetraject. Mijn tweedegeneratieslachtofferschap heb ik echter nooit gebruikt. Ik houd het achter de hand. Ik wil geen misbruik maken van mijn moeder.
Ik heb niet altijd bij de sociale dienst gezeten. Ik heb een jaar studiefinanciering gehad. Een vriend van mij lapte het collegegeld en samen zaten we achter de studentjes aan. Ik heb ook in de ziektewet gezeten. Ik had eerst een uitzendbaantje, maar daar werd ik ziek van. Ik heb ook WW gehad, dat was nog voor alles per computer ging. Gewoon een baantje verzonnen en wat knip- en plakwerk. Met een schaar en lijm.
Wie die term heeft verzonnen zal nu zelf wel bij de GGZ lopen.
De sociale dienst is mij toch het best bevallen. Je hebt gauw door wie er tegenover je zit. In het begin was het allemaal veel makkelijker dan nu. Ik was een paar keer mijn inkomstenbriefje kwijt. Wie die term heeft verzonnen zal nu zelf wel bij de GGZ lopen. Dat was vervelend, want dan kwam je uitkering te laat. Nu woonde ik destijds vrij dicht bij het kantoor van de sociale dienst, dus dat was het probleem niet. Ik raakte dat ding gewoon steeds kwijt. Toen kreeg ik huisbezoek. Niet zoals ze vandaag met Gestapomethodes je tandenborstels willen tellen. Ik heb er trouwens jaren geen één gehad, dat vonden ze ook maar vreemd, nu heb ik een gebit en ben ik daar allemaal van verlost.
Maar die huisbezoekers, in ieder geval bij mij, dat waren aardige, academische doe-goeders, de één was nog een lekker wijf ook, die zich oprecht afvroegen waarom iemand zijn werkbriefje – dat was de naam! Ook een gotspe natuurlijk! – niet op tijd inleverde zodat hij zijn geld niet op tijd kreeg.
Ze waren vol begrip en ik kreeg een letter achter mijn naam waardoor ik geen briefje meer hoefde in te leveren.
Destijds zat ik wel dagelijks aan de hasj dus er zat een kern van waarheid in toen ik ze vertelde dat ik mij schaamde om dat briefje in de bus te gooien omdat deze tegenover mijn ABN bank zat. Nu vraag ik mij af waarom ze niet gewoon geadviseerd hebben dit na sluitingstijd te doen, maar dat hoefde ik niet. Ze waren vol begrip en ik kreeg een letter achter mijn naam waardoor ik geen briefje meer hoefde in te leveren.
Een paar jaar later zat ik in een opstandige bui en wilde ik die letter kwijt, ik was inmiddels verhuisd, maar dat was niet zo eenvoudig. Uiteindelijk adviseerde de portier mij dit toch vooral niet te proberen. Het kostte ze veel werk en wat schoot ik er eigenlijk mee op. Daar had hij een punt.
De laatste jaren proberen ze je steeds te upgraden, van totaal ongeschikt voor werk naar bijna ongeschikt voor werk en zo steeds een stapje dichter bij de arbeidsmarkt. Maar ik heb ze steeds van mij af weten te slaan. Het is niet dat ik lui ben, ik steek graag af en toe mijn handen uit de mouwen, maar dan wel zwart. Het enige nadeel van zwart werken is dat je er na afloop geen WW aan overhoudt.
5. Ben ik een alcoholist omdat mijn vader dat is?
Iedere keer als ik een bier opentrek vraag ik mij af: ben ik een alcoholist omdat mijn vader dat is? Worden de zonden van de vader wel op de zoon doorgegeven? Of heb ik zelf iets bereikt in het leven? Ik drink omdat het een gewoonte is. Ik dronk omdat het een noodzaak was. Alcohol was mijn medicijn.
“Ik wil ook wel de hele dag lallend over straat gaan” zei hij op een gegeven moment.
Als je het goed speelt is drank ook handig om de sociale dienst van je rug te houden. Het hangt er helemaal van af wie je tegenover je hebt zitten. Een paar jaar geleden kwam ik binnen en ik had gelijk een slecht gevoel bij die man. Verzuurd. Mislukt. Hij haatte zijn baan. Dat kan ik begrijpen maar moet ik daar onder lijden? “Ik wil ook wel de hele dag lallend over straat gaan” zei hij op een gegeven moment. Ik had hem graag gehoekt.
Het eindigt er ook altijd mee dat ze seks willen. Als ik seks wil ga ik wel naar de hoeren.
Ik wil geen medelijden, maar het is waar: alcohol kost meer dan je je kan veroorloven. In mijn geval dan. Bier is als water en van water word je niet dronken. Niet dat ik graag dronken word, ik hang er liever tegenaan. Sterke drank is duur en flessen whisky pikken is niet echt mijn stijl meer. Cafébezoek is onbetaalbaar geworden, tenzij je een werkende vrouw aan de haak weet te slaan. In een bepaalde leeftijdcategorie is dat makkelijk, ik had er soms in ieder café één. Het werd pas lastig wanneer ze niet meer honkvast bleven. Als ze naar je op zoek gaan. Zo heb ik veel goede cafés verloren. Het eindigt er ook altijd mee dat ze seks willen. Als ik seks wil ga ik wel naar de hoeren.
Als ik een paar maanden wil sparen dan laat ik mij in de Jellinek opnemen. Het voedsel is beroerd, maar als je om tien uur ’s avonds geblazen hebt kun je ongestoord in je kamer drinken. Ja, je hebt tegenwoordig een kamer met eigen douche en toilet. Jaren geleden sliep je nog met twaalf man op een zaal, met gordijnen voor privacy, en die had je eerst ook niet. Moest je in bad drinken.
6. Ik keek de kont van Sonja van de vrouwengroep na
Op een avond zat ik op een terras in Amsterdam Zuid. Het was een uur of negen en nog lekker warm. Ik dronk Spa rood. Ze stapte uit de tram en liep het café binnen om een pakje sigaretten te kopen. Ze gaf me een knipoog toen ze langs me liep. Ik keek haar kont na. Sonja van de vrouwengroep. Ik keek op mijn horloge, ik had nog een uur voordat ik binnen moest zijn. Zondagavond in de zomer van 1998. Ik rekende af en liep de straat in, achter haar aan. Eén van de spijtigste momenten uit mijn leven.
Het was de eerste, enige, en ik zweer laatste keer dat ik iets begonnen ben met iemand uit de kliniek.
Het is een dure buurt. Maar als je goed kijkt zie je de sporen. Verborgen flessen en blikjes bier in de struiken, bedoeld om opgehaald te worden, of leeggedronken voor een intakegesprek.
Het was de eerste, enige, en ik zweer laatste keer dat ik iets begonnen ben met iemand uit de kliniek. Er is niets zo zieligs als een alcoholiste. Nou, een junk dan. Een vrouw aan de drank met psychische problemen, echte, met pillen van een arts die het allang niets meer kan schelen is een gevaar voor iedere man. Voor een medeverslaafde kan het dodelijk zijn.
Ik zat tegen het eind van mijn opname en had flink kunnen sparen want ik had mijn huis voor drie maanden verhuurd aan twee Amerikanen op de vlucht. Daar maakte ik al winst op, en mijn enige uitgaven waren sigaretten geweest. Ik was echt zo goed als nuchter geweest die maanden, wat mijzelf had verbaasd. Meestal dronk ik naast de fles wijn iedere avond, elk weekeind een stuk in mijn kraag. Maar die lente was voor mij begonnen met een acute alvleesklierontsteking en die had er flink ingehakt.
Sonja had geen eigen woning, ze woonde afwisselend bij haar gewelddadige vriend en haar hoererende moeder.
Sonja had geen eigen woning, ze woonde afwisselend bij haar gewelddadige vriend en haar hoererende moeder. Tot ze bij mij introk. Ik woon nog steeds in dat huis en sindsdien is mijn reputatie gevestigd. Een stuk verder woonde uitschot van het soort dat de Canta van de bejaarde buren in de fik staken, omdat die klaagden over de muziekoverlast. Het is nooit bewezen, maar ik heb altijd mijn vermoedens gehad.
Nadat Sonja in mijn leven was gekomen wedijverden we over wie het meest politie- en ambulancebezoek kreeg. Ik won. Naast mij trok een Surinaams paar in. Een maand later rolde ik vechtend met Sonja over de grond. Haar jurk over haar hoofd. Ze droeg geen ondergoed. Niet lang daarna waren ze verhuisd. Ik had nog nooit van borderline gehoord. Ik specialiseerde mij in mannelijkere geestesziekten. Dat was een fout en ik heb glas in mijn achterhoofd om dit te bewijzen.
Hij keek achterom om te zien of zijn vrouw hem kon horen. “Naked.” “Really? Did she have a candle sticking out of her ass?”
Nadat ik thuis was gekomen smeekten de Amerikanen om te mogen blijven, ze namen genoegen met een kast. Op een ochtend nam hij mij apart: “You know, the police was here last night.” “Really?” “Yeah, you guys were passed out.” Hij keek achterom om te zien of zijn vrouw hem kon horen. “Naked.” “Really? Did she have a candle sticking out of her ass?” Zo een soort relatie. Want de seks was wilder dan met iemand daarvoor en daarna. Typisch borderline. Ik heb ook nog nooit een fles op mijn kop kapot geslagen gehad. Door een vrouw.
Een keer lag ik een jenevercoma op bed toen ze zich buitengesloten had. Met een hark sloeg ze het raam in. Binnen de kortste keren stond er agenten in de tuin en voor de deur. Ik deed open. Naakt. “Mag zij in uw huis zijn?” vroeg een agent. Ik wist niets van het raam. “Ja” zei ze, naakt, voor ik iets kon zeggen, “ik ben zijn minnares.” “Zijn ze altijd naakt?” hoorde ik een agent aan een ander vragen.
7. Ik volg het onderzoek naar het brein op de voet
Sonja is niet de enige gestoorde vrouw met wie ik iets heb gehad. Wel de enige die terug bleef komen. Meestal ben ik diegene die langs gaat. Veel handiger om in staat te zijn op te staan en te verdwijnen als de drank op is of de seks.
Ik heb eens een ontmoeting met iemand gehad in drie delen. Haar naam ben ik vergeten. De eerste keer vond ik een handschoen in de hal van de flat waar ik destijds woonde. Er hing een briefje bij de brievenbus waarin ze schreef aangerand te zijn in die hal. Zonder naam of huisnummer. Ik schreef er onder dat ik haar handschoen had gevonden en mijn huisnummer. Ze kwam langs. Ze was gek maar dat zag ik toen nog niet. Waarom, denk ik nu, zou je een briefje ophangen om te zeggen dat je bent aangerand? Een waarschuwing voor andere vrouwen? Of een kreet om aandacht?
Er woonden niet zoveel vrouwen in die flat rond die tijd, al was ze in gebruik genomen juist voor vrouwen, alleenstaande katholieke vrouwen, ongetrouwd en onbemind en oud. Daar waren er nog maar één of twee van over, toen ik er introk. Het was inmiddels een flat voor alleenstaande alcoholistische mannen, van de fles af, wel te verstaan. Ik was er per ongeluk verzeild geraakt. Net te laat, jaren daarvoor stond de flat bekend als de hunkerbunker, toen waren het verpleegsters die er woonden. Er waren drie ziekenhuizen in de buurt.
Op de brug kwam ik mevrouw Naamloos tegen. Het was de dag voor Kerst. We hadden die ochtend mijn oma gecremeerd en ik was aangeschoten. Er ontstond een vreemd gesprek, waarop een nog bizarrere avond volgde..
Die flat was mijn eerste zelfstandige woning. Toen ik er al jaren weg was ging ik op bezoek bij een vriend, die ik in de flat had leren kennen. Op de brug kwam ik mevrouw Naamloos tegen. Het was de dag voor Kerst. We hadden die ochtend mijn oma gecremeerd en ik was aangeschoten. Er ontstond een vreemd gesprek, waarop een nog bizarrere avond volgde. Allereerst kuste zij mij vol op mijn mond voor ik hallo kon zeggen. Ze had duidelijk al meer gedronken dan ik. “Kom je straks bij mij langs, nu wil ik wel” zei ze, refererend aan de eerste keer toen ze niets wilde. “Dat is goed” antwoordde ik “moet ik wat te drinken meenemen?” “Graag, wodka en jus.” “Doe ik. En een touw.” Ze keek me vreemd aan en liep verder. Ik vond het zelf ook vreemd eigenlijk. Ik weet niet waarom ik dat zei. Na een paar uur bij mijn vriend geweest te zijn belde ik bij haar aan. Ze opende de deur en liet mij niet gelijk binnen. “Wat zit er in die tas?” “Wodka en jus.” “Geen touw?” “Nee, geen touw.” Ze geloofde het niet en stond er op om in de tas te kijken.
Jaren later zou ik haar deur proberen te openen met een zaag. Maar misschien was het de verkeerde deur. Ik was ladderzat en beregeil. Een combinatie voor een gegarandeerde confrontatie met de politie. Maar dat verhaal valt beter te begrijpen wanneer je de voorgeschiedenis kent. Hoop ik.
Ik volg het onderzoek naar het brein op de voet via het internet. Soms denk ik wel eens hoe mijn leven er uit zou hebben gezien als er destijds internet was geweest. Zou ik zijn aangesloten? Mijn moeder wilde het best voor ons, dus ik denk van wel. Ik zou dan nog steeds geworden zijn wie ik nu ben, maar wel beter geinformeerd, misschien. Het puberbrein bekijken vanaf een afstand van zo’n dertig jaar verklaart veel. Sommige dingen zullen zich altijd herhalen.
8. Vaak blijft er niets anders over dan terugkijken
Alles is zoveel beter nu. Als je de verbeterde communicatie tussen instanties onderling niet meetelt. Deze mag goed zijn voor het inkomen van politici en ICT consultants op een hoog niveau, voor modaal welwillende medewerkers, misschien zelfs voor hulpbehoevenden met een echt probleem. Maar ik kan het maar zelden tot mijn voordeel strekken, daarom ben ik ook tegen het patientendossier.
Ik begin nooit zomaar ergens aan. Pas als ik niemand ergens mee pijn doe, doe ik het, tenzij ik niet anders kan.
Heb wel eens meegedaan aan een goed betaald marktonderzoek hierover. Tachtig euro voor een uur naar een website kijken. Gelukkig keek de belastingdienst niet mee. Zwart geld verdienen, de belasting tillen van wat klein geld wordt wel zwaar bestraft. Wanneer je betaalt om de belasting te ontwijken betaal je dit ook voor de wet. Het zijn niet mijn wetten. Toch oordeel ik iedere dag heel streng over mezelf. Ik begin nooit zomaar ergens aan. Pas als ik niemand ergens mee pijn doe, doe ik het, tenzij ik niet anders kan.
Dingen zijn dan misschien wel allemaal beter, het is niet makkelijker. Hoe zet ik in godsnaam muziek op een USB stick? Ik snak naar de bandjescultuur. Of beter, ik snak ernaar om te kunnen doen in deze tijd wat ik toen kon. Ik wil mij omwentelen in de USB cultuur, met de kennis van mijn analoge tijd. Ik wil alleen nog maar PIEKEN.
Vaak blijft er niets anders over dan terugkijken. Naar hoe ik in het web van Marja terecht kwam. Ze had eerder die week een compliment op mijn voorhoofd geplakt. Noerejev/Nureyev tijdens een spelletje bij kunstenaar Jeroen (die nooit bekend zou worden). Ik wist niet dat dit een compliment was, vind je het gek, ik was toen al te dik. Ik verkocht destijds de NRC bij een studenteneethuis. Ik stond bekend om mijn norse blik.
De eerste dag was memorabel. Ik was te laat en trok een jas aan. Mijn toenmalige kat had hier na terugkomst uit Volendam ongenadig overheen gepist bij het zien van de stad vlak na het verlaten van de IJtunnel. Pas toen ik klaar stond met mijn kranten rook ik het. Ook had ik, met het oog op de studentjes, mijn meest hippe broek aan gedaan. “Neem wel voldoende klein geld mee” had Edwin (abortuskoning van Amsterdam) via wie ik dit zwart baantje had gekregen mij nog gezegd. Ik stond daar dus, zwetend van de snelle fietstocht, aan de Nes, toen de geur van kattenpis opsteeg en ik mijn kleingeld uit mijn jas haalde en in mijn hippe broekzak stak. Hier zat een gat in, hetgeen resulteerde in een stroom kwartjes en dubbeltjes die de studenten tegemoet rolde. Het kwam nooit meer goed tussen mij, studenten en de NRC.
Ik had die dag flink wat kranten verkocht (probleem: ik droeg nooit het geld af, zat in de kroeg nadien, en om het uitstel te billijken gaf ik hogere verkoopcijfers op, wat dus in een hogere afdracht en een hijgerigere afdrachtinner resulteerde, met honkbalknuppels ten gevolg, maar daarover later) en ik dacht: ik ga eens bij M. langs.
“Ik heb geen zin meer in liefde” sprak ze snel, “Ik ben gekwetst”.
Ze had een wat hoog voorhoofd maar ook geweldige benen, en ik ben niet eens een benenman. Ik belde aan en vroeg of ze zin had in een biertje. “Ik heb geen bier in huis” antwoordde ze. Ik had twee biertjes bij de snackbar gekocht en hield deze uit het zicht. “Ik kom voorbereid”. Ze dronk geen bier. Ze dronk helemaal niet; die heb je er ook tussen. “Ik heb geen zin meer in liefde” sprak ze al snel. “Ik ben gekwetst.” Ik ook, dacht ik, maar ik ben hier nu niet voor niets gekomen.
Toen het bier op was bedacht ik mij al: ‘weer een avond porno kijken‘, maar toen herinnerde ze zich dat ze nog een heupflacon whisky had. “Ik heb veel geleden, ik ben alleen geweest, ik mis zijn geld en zijn auto. Ik werd gek van verlies. Ik ging rondjes draaien.” Ik zat mij af te vragen of ik MASH wel had opgenomen. “Hoe bedoel je” vroeg ik afwezig maar toch geintrigeerd. “Nou, zo.” Ze stond op en ging in het midden van de kamer zitten. Ze zette haar handen op de parketvloer (huis gekocht door haar ouders en aan haar geschonken bij de aanvang van de Rietveld akademie) en begon zichzelf in de rondte te draaien. Haar lange haren gaven het een vreemd effect. Toen ze van de grond afkwam zag ik de slijtplekken. ‘Dit wordt niets’ dacht ik, en stond op. Zij stond ook snel op en ging mij voor. Waar ik dacht dat ze rechts naar de voordeur zou afslaan liep ze recht door naar wat de slaapkamer bleek, bukte zich, liet haar broek zakken en zei: “Kom binnen.”
Ik heb haar jarenlang bedrogen. Mijn echte gevoelens niet geuit, mijn onzekerheden verborgen. Wat het goed maakte was de muziek. Samen met een vriend hadden we een band, Tendermess en we hebben meer dan honderd nummers gemaakt. Bij onze scheiding liet ik deze bij haar. Ze zegt dat ze alles heeft weggegooid. Zo zijn vrouwen. Je bent alles en dan ben je niets meer.
Op je knieën schijten en kotsen in de Staatsliedenbuurt, voor je er achter komt dat zelfs iedere scheet voor je buren hoorbaar is.
Ik heb niet alleen haar bedrogen, ik hield tegenover iedereen een facade op. En nooit mijzelf echt de schuld geven, er was altijd wel een excuus, een reden te verzinnen. Je bent tweedegeneratieslachtoffer of niet. Maar wie ziet achter die zelfingenomen redzaamheid de kotsende werkelijkheid? Op je knieën schijten en kotsen in de Staatsliedenbuurt, voor je er achter komt dat zelfs iedere scheet voor je buren hoorbaar is. Buren met een eigenlijk niet verbazingwekkend kleine, beperkte geest. De buurt heette niet voor niets ooit de Blauwe Knopenbuurt.
Boven zat je aan je eigen verkozen top, onderaan in je daardoor zelf verkozen goot. De continue swing van het emotiepalet.
Wat was het bijvoorbeeld verwarrend om vijfentwintig te zijn. De leeftijd waarop je verwacht wordt verwachtingen te hebben. Misschien dat ik daarom wel heel streng over mijzelf oordeel. Van treurige muziek word ik bijvoorbeeld echt heel treurig, kan ik over heel mijn bestaan twijfelen, het nut ervan ontkennen. Dat is niet jezelf even klote vinden. Dat is IEDEREEN gelijk geven die jou afkeurt.
Schrijven is liegen, rekenen is oplichten.
Maar goed, dit terzijde. Je staat in de lift en de geur van middelmatigheid komt je tegemoet. Wat doe je? Je gaat naar huis en je schrijft erover. Terwijl je het liefst iedereen een schouderklopje had willen geven, want zo ben je ook weer. Niet iedereen kan goed schrijven. Je leert het niet op school. Je hebt er vaak ook niets aan. Rekenen is handiger. Schrijven is liegen, rekenen is oplichten.
Ik zat een keer tegenover de molen van de brouwerij met een vriendin voor nu en dan. ´Daar steekt nog een seksverhaal achter, wil je die horen?’ Ze knikte ten teken dat ik verder kon gaan.
‘Ik was ooit met een oudere barvrouw mee naar huis gegaan, ik was begin twintig, zij eind veertig. De seks wilde niet echt lukken en toen zei ze: je mag me op mijn billen slaan. Ik had daar destijds nog geen zin in en zei: ik heb geen zweepje. Ze antwoordde: je kunt ook je riem gebruiken. Ik heb het niet gedaan. Tien jaar later zat ik in een café bij de Dam en kreeg ik van iemand een Elvisriem, weet je, een echt heel brede riem en toen dacht ik aan haar en dat ze ergens in de buurt van die molen daar woonde, dus ik er heen gefietst. Het was een uur of drie toen ik eindelijk haar huis vond. Ik heb nu een riem bij me, zei ik door de intercom. Ik doe die dingen niet meer, antwoordde ze en ze deed niet open. Moest ik dat takke stuk weer naar huis fietsen. De riem heb ik weggegooid.’
‘Ben je echt na tien jaar midden in de nacht langsgegaan? Dan was je zeker ladderzat, dat is echt wat voor jou, ik zie het je helemaal doen, denk je echt dat ze tien jaar op jou en je riem had zitten wachten?’
‘Nee, wachten niet natuurlijk, maar misschien kwam het goed uit, was ze alleen en had ze behoefte aan een straffe hand. Maar goed, daarom hou ik van jou, aan jou kan ik dit tenminste vertellen, bij de meeste van mijn vriendinnen had ik het niet gedurfd. Bekrompen types.’
9. Ik ben altijd op zoek naar strikvragen
Momenteel wil de sociale dienst mij weer aan het werk krijgen. Werk dat er uiteraard niet is. Nee, ik ben een garantie voor werk voor de mensen van de sociale dienst. Ik ben de Jood voor de Gestapo. En niet alleen de ambtenaren van de sociale dienst houd ik aan het werk. Ik ben uitbesteed aan een instituut dat psychologische profielen maakt, niet voor het eerst, en voor de intake mocht ik een vrij uitgebreide vragenlijst invullen.
Ik ben altijd op zoek naar strikvragen. Dat was niet altijd zo. Eens vulde ik alles compleet naar waarheid in en het leverde niets op. Geen baan, die ik niet aanvaard zou hebben, hoor, maar ook geen begrip voor mij aan de andere kant van de tafel. En ook geen zelfinzicht.
Die lijstjes moet ik dan ook altijd bespreken met jonge meisjes die net zijn afgestudeerd. Als ik ze probeer uit te leggen dat ze best wel wat van mij kunnen leren, om later hun beroep beter uit te oefenen, dan lachen ze schaapachtig, drukken hun zwarte Bicpen nog een paar keer in en uit en gaan verder met de volgende vraag:
- “Hoewel ik het jammer vind om toe te geven, ben ik niet zo oprecht als ik zou moeten zijn.Oneens. Een Beetje Oneens. Neutraal. Eens. Helemaal Mee Eens?”
Nog voordat ze me de vraag stelt naar het antwoord dat ik de vorige keer op deze vraag heb gegeven, moet ik ingrijpen.
“Ik weet niet meer wat ik heb ingevuld, want alles is een momentopname …”
“Ja, dat is zo, maar je hebt twee dingen aangekruist: Een Beetje Oneens en Helemaal Mee Eens. Waarom?”
“Het begint al met het woord jammer. Draait het daar om, om jammeren? Of om oprecht zijn, of beter, niet oprecht zijn? En het gaat in dit geval over een gevoel van de laatste drie maanden, toch?”
Ze bladert even terug.
“Ja, de laatste drie maanden en …”
“Wacht even. Heb ik echt twee dingen ingevuld, eh, aangekruist?”
Ze knikt.
“Misschien was ik toen schizofreen?”
Maar humor is het enige scherm tussen mijn echte ik en de ik die ik moet opvoeren om niet te moeten gaan papierprikken.
Ik zeg dit met een glimlach. Ze is wel wat kort, maar toch een leuk jong meisje. Ik haal het echt niet in mijn hoofd te flirten met een net afgestudeerd meisje, dat oprecht haar werk probeert te doen zonder door te hebben dat ze in een carrousel terecht is gekomen is waar het niet om mij, noch om haar maar alleen maar om een statistiek gaat. Maar humor is het enige scherm tussen mijn echte ik en de ik die ik moet opvoeren om niet te moeten gaan papierprikken.
Ik herhaal de vraag.
“Hoewel ik het jammer vind om toe te geven, ben ik niet zo oprecht als ik zou moeten zijn.”
“Ik vind het tragisch om dit toe te geven, als het zo zou zijn, maar moeten van wie?”
“Hoe bedoel je?”
Ze begint in te zien dat de gegeven tijdseenheden niet altijd op iedereen, in ieder geval niet op mij van toepassing zal zijn, en we zijn nu pas bij vraag zestig.
“Van wie moet ik hoe oprecht zijn? En hoe oprecht? Ten aanzien van wie? Jou? De sociale dienst? De maatschappij? Mijzelf?”
Ik trek vaak misbruikte vrouwen aan en ik zou wel willen weten aan wie dit ligt, maar dat vragen ze nooit. De vragen gaan sowieso nooit over seks.
Ze krabt in haar oor. Een beetje groot voor de rest van haar lichaam. Ze lijkt mij Joods, maar ik zit daar vaak naast. Ik stel mij voor dat ze een oudere broer had die of zelfmoord heeft gepleegd of met de noorderzon is vertrokken en dat ze nu wil weten waarom. Misbruik kan ook, maar daar denk ik liever niet aan. Ik trek vaak misbruikte vrouwen aan en ik zou wel willen weten aan wie dit ligt, maar dat vragen ze nooit. De vragen gaan sowieso nooit over seks, terwijl dit veel te maken heeft met eigendunk en sociaal perspectief, maar zo ver is de psychologie van de participatiemaatschappij nog niet.
“Laten we terugkeren naar je antwoord. Antwoorden. Welk antwoord is het juiste?”
“Kan het niet allebei juist zijn? Ben jij het niet soms ergens een Beetje Mee Eens en Helemaal Mee Oneens? Dat je twijfelt? Continu?”
“Het gaat niet over mij.”
Hier beginnen ze meestal te wankelen en daar heb ik ze het liefst. Tijd rekken, twijfel zaaien en vriendelijk overkomen werkt het best. Op zo’n moment neem ik de regie in handen.
“We kunnen later op deze vraag terugkomen, laten we verder gaan, anders duurt het te lang.”
Op dit moment heb ik ze meestal voor mij gewonnen.
“Okay, vraag 61:
- Ik ben vaak in de war over wat voor persoon ik werkelijk ben.”
“Heb jij dat nooit? O, nee, we hebben het niet over jou. Wat heb ik ingevuld? Helemaal Mee Eens natuurlijk. Al denk ik dan wel, wat is vaak? En wat is in de war? De bankier die op een verjaardagsfeestje kritiek krijgt omdat mensen hem als een graaier zien, kan ook in de war zijn, al zal dit maar van korte duur zijn, anders was hij niet waar hij is gekomen, en als hij niet doordraait, zijn vrouw niet slaat of vermoordt dan komt het nooit naar boven.”
Dit zeg ik niet echt, dit zou ik hebben willen zeggen, maar ik sta daar onder een enorme druk, er hangt veel van af. Arbeit macht frei maar niet blij.
10. Kerstmis 1988 was een dieptepunt
Een week voor mijn geboorte was het extreem warm voor december, maar het regende wel 20 uur. Ik ben geboren met Kerstmis, en Kerstmis zou nooit meer hetzelfde zijn.
“Was Jezus Caesar?” was een populaire vraag onder mijn vrienden toen wij midden twintig waren. Het is een mythe dat we toen beter tegen drank konden. We waren wel harder, stonden op met een bier en gingen naar bed met een fles wijn. En een meisje als je geluk had. Kerstmis 1988 was een dieptepunt van ellende. Ik had een lange- afstandrelatie met een vrouw uit Parijs. De relatie was toen al bijna over.
De volgende tien dagen waren leuk, met uitjes naar Marken en Volendam, veel drank en verrassend weinig seks. We gingen goed uit elkaar.
Het einde was ingeluid in de zomer toen ik een 10 day and night stand had met een Portugese, ontmoet in de trein van Porto naar Parijs. Zij werd opgehaald door vrienden, ik door mijn vriendin, dus het afscheid was gehaast en met een losse belofte. Twee weken later zou zij in Bern zijn, zonder een reisplan voor de daaropvolgende tien dagen. Ze reisde met haar nicht en ik met een vriend – een van de drie Peters die ik in mijn leven zou kennen – en ik beloofde haar in Bern op te halen. Ik zou daar op een zondagochtend tussen 6 en 10 uur zijn. Ze kwamen kijken, de nicht en de Portugese – we noemen haar Carla – met haar vriend. Die relatie liep blijkbaar ook op zijn einde, want dezelfde avond sliepen we hand in hand. Meer was niet mogelijk, want haar nicht logeerde er naast. Maar de volgende dag verdween die naar Peter. Ze konden niet geloven dat ik daar werkelijk naar toe gekomen was. Als je 25 bent of zo, dan onderneem je dit soort tripjes. De volgende tien dagen waren leuk, met uitjes naar Marken en Volendam, veel drank en verrassend weinig seks. We gingen goed uit elkaar.
Toen brak november aan. Ik biechtte mijn uitstapje op aan mijn Parijse vriendin (wat uiteraard het einde van de relatie inluidde) en gooide een paar dagen later, nadat ze vertrokken was, een gulden in een gokkast en won 20 knaken. Dronken fietste ik naar huis. Bij mijn huis stond een telefooncel en ineens besloot ik om met die rijksdaalders Carla te bellen. We hadden elkaar in het begin geschreven, maar daar was de klad ingekomen. Ik had destijds altijd een boekje bij me met de telefoonnummers van iedereen die ik ooit had ontmoet. Ik kreeg haar aan de lijn en vroeg of ze met Kerstmis langs wilde komen. Waarom had ik niets meer van mij laten horen, vroeg ze terecht. Ik vertelde dat ik ziek was geweest. Dat waren helaas profetische woorden, maar daarover een andere keer.
Ze kwam en ik zat die avond thuis met een erectie en een gewetensprobleem.
Ze kwam en ik zat die avond thuis met een erectie en een gewetensprobleem. Was de zomerflirt precies geweest wat die was, nu zat ik met het mooiste lichaam dat ik ooit, ervoor en erna, zou ontmoeten en geen ander gevoel dan lust. Wat doe je in zo’n situatie? Sorry zeggen, en de week van Kerstmis tot Oud en Nieuw als vrienden doorbrengen? Met een vrouw wier lichaam riep om kussen, om bewondering en om een klein tikje op de billen zo nu en dan?
Deze vrouw was anders dan iedere vrouw die ik eerder had gehad. Ze was vol passie en ook de maagd Maria met vragende ogen. Ze was trots en onderdanig. Nooit was ik zo in de war. Vijfentwintig jaar lang heb ik spijt gehad van mijn onwetendheid omtrent wie ik was en wilde zijn. Om een lang Kerstverhaal kort te maken, we hadden seks in de ochtend, seks in de avond en seks in de nacht. Ertussenin zaten we in het café.
En als ik daar genoeg van had, dan verzon ik dat ik naar het ziekenhuis moest en stuurde haar shoppen. Ik ging dan ergens in mijn eentje poolen. Ik zat met nog een probleem. Ze zou tot 2 januari blijven, maar op 1 januari kwam mijn allereerste vriendinnetje uit Londen langs. Ik hoopte op een hereniging. De oplossing blijft een schaamteplek op mijn toch al niet zo schoon blazoen.
Ik wens iedereen die dit leest een prettiger uiteinde dan ik toen uiteindelijk had.
11. Ik keerde niet terug naar de borderlinetherapie
Ik had een keer het voorrecht mee te doen aan een groepsbehandeling voor borderline-patiënten. Ik was samen met een andere man, naast negen vrouwen. De wachtlijst was zes maanden geweest en ik kon kiezen tussen woensdagmiddag van half twee tot vier of vrijdagochtend van half tien tot twaalf. Mijn voorkeur ging uit naar de woensdagmiddag. Ik ben weliswaar een ochtendmens, maar om dan klaar te zijn om mijn zieleroerselen op te dissen, is een ander verhaal.
Ik uitte mijn voorkeur en zag op het gezicht van de therapeut die het intakegesprek deed, dat hij liever wilde dat ik op vrijdagochtend kwam. Ik raadde gelijk waarom: vanwege de andere man. Mannen zijn zeldzaam in deze groepen en hij dacht dat we wel iets aan elkaars ervaringen konden hebben. Na de eerste keer is hij nooit meer op komen dagen. Dus zat ik weken lang vrijdagochtend te luisteren naar de verhalen van negen vrouwen die steeds minder geremd werden.
Een typische ochtend verliep als volgt.
“Goedemorgen, ik heb“, begon de therapeut, “twee afzeggingen en ik zie daarnaast nog een lege stoel, maar van A. heb ik niets gehoord, misschien is ze nog onderweg.”
Het was dan inmiddels tien voor tien. Om de vrouwen van het koffiezetapparaat naar de therapieruimte te krijgen was altijd een flinke klus. Zat iedereen, dan wilde de helft opeens nog een bakje koffie. En was dat geregeld, dan waren er minstens twee die hun tas waren vergeten. Als zeldzame man in deze grenzeloze vijver zat ik dan al veertig minuten netjes op mijn plaats, huiswerkmap voor mij, als een overijverige leerling op een avondcursus belastingrecht.
“We beginnen zo met de huiswerkopdracht, maar omdat die over agressiebeteugeling in het kleine onderling verkeer gaat wil ik eerst iedereen de gelegenheid geven met ons te delen of je er de afgelopen week iets aan hebt gehad. Wie wil er beginnen?”
De eerste weken waren de bijeenkomsten altijd schuchter begonnen, nu leek het wel een voetbalwedstrijd tussen mannen ‘over the hill’ die hun kaalheid met enthousiasme en keihard schopgedrag wilden compenseren. Er was langzaam een natuurlijke rangorde ontstaan. De vrouwen wisten die ochtend, middels signalen die ik niet heb kunnen ontvangen, hoe men ervoor stond. Er was altijd een opbouw in de verhalen.
” … in plaats van haar een klap te geven haalde ik wel uit, maar hield ik mij in net voordat ik haar zou raken …”
“Ik heb”, begon een roodharige vrouw monter, alvorens ze haar neus snoot, drie maal, “vorige week op het schoolplein mij enorm ingehouden. De moeder van een klasgenootje van mijn dochter begon over (ik weet eerlijk gezegd niet meer waar het over ging) en in plaats van haar een klap te geven haalde ik wel uit, maar hield ik mij in net voordat ik haar zou raken en we hebben alleen maar tegen elkaar gescholden.’
“Heel goed, al is het jammer dat je wel uithaalde.”
“Ja, maar sommige van die vrouwen halen het bloed onder je nagels vandaan.”
Er was inmiddels een duidelijke “wij” en “zij” ontstaan tussen de groep en de wereld. Er werden nog wat tips uitgewisseld, voordat de volgende spreekster luid en nadrukkelijk haar keel schrapend om haar beurt aan te kondigen het woord nam.
“Bij ons op de schildersclub … “, ze snoot haar neus, wat mij de gelegenheid gaf haar eens goed op te nemen, ze zat naast mij dus dat was moeilijk. Schildersclub?
“We schilderen altijd figuratief …”
Aha, geen doe-het-zelfster dus.
” … en deze week zouden we allemaal met pastelkleuren werken. Dat was geen opdracht maar dat leek ons gewoon leuk. Ik geloof dat Betty met het idee was gekomen, of Conny, dat weet ik niet meer, maar goed, Janneke was van de opdracht, die dus geen opdracht was, daar had ze gelijk in, afgeweken en toen we daarover aan de praat raakten, verhit dat moet ik toegeven toen …”
” … heb ik haar niet gewurgd al was de neiging supersterk.”
Ze haalde heel diep adem, snoot haar neus en keek mij triomfantelijk aan.
” … heb ik haar niet gewurgd al was de neiging supersterk.”
Er klonk nog net geen applaus, maar iedereen keek elkaar bewonderend aan. De therapeut wilde iets zeggen, maar een klassiek mooi meisje aan het eind van de tafel, nieuw voor mij – maar ik was de afgelopen twee maal niet geweest – sloeg haar ogen op en iedereen viel stil. Ze snoot haar neus niet, noch schraapte ze haar keel. Ze haalde onhoorbaar maar duidelijk zichtbaar adem, waarbij haar mooie borsten via een lichtelijke kriebeling kond deden van een sereniteit die geen van ons in de ruimte ooit zou bereiken.
“Zoals jullie weten ben ik fotograaf …”
Natuurlijk, dacht ik, fotografe met vast een rijke man en een koophuis door haar ouders geschonken, maar wie ben ik, qua vooroordelen?
” … en ik ben afhankelijk van opdrachten. En zoals jullie ook weten, want dat heb ik vorige week uitgelegd, zijn alle opdrachtgevers mannen …”
Daar gaan we, dacht ik.
” … van middelbare leeftijd en met middelbare interesse en inzicht. Ik had dus een gesprek met zo’n man, en die ochtend, nee die nacht, had ik ruzie gezocht met mijn vriend …”
“Gezocht?” probeerde de therapeut, maar hij was kansloos, er was geen mogelijkheid dat ze haar verhaal zou onderbreken. Ik doezelde even weg totdat ze inmiddels met overslaande stem sprak:
” … en toen ben ik weggegaan en heb ik de hele weg naar huis niemand aangereden!”
” … en toen ben ik weggegaan en heb ik de hele weg naar huis niemand aangereden!”
Kreten als “wat goed” en “wat knap” klonken om mij heen terwijl ik mij voornam te zorgen pas op mijn fiets te stappen nadat ik gezien had in welke richting zij was vertrokken.
Een typische borderline-therapiesessie en ik besloot niet meer terug te keren.
12. Ik hoorde dat ik AIDS had
Op 11 11 88 hoorde ik dat ik zero positief zou zijn, dat ik AIDS had, zoals dat toen heette. Het verschil was nog niet zo duidelijk. Duidelijk was wel dat je eraan dood ging. Binnen vijf jaar. Ik zat met twee afstandsrelaties en liep continu met mijn ziel onder de arm. Ik was 23 jaar en voelde me eenzaam en depressief, al kende ik dat laatste woord nog niet als ziekte.
Mijn lichaam bleek de anti-stoffen te maken en daarop volgde een nieuwe test om het virus te zoeken.
Ik had destijds een huisarts die liever jazzmuzikant zou zijn geworden, getuige de foto’s aan de muren van de wachtkamer. Om aandacht van hem te krijgen – al haatte ik jazz – liet ik de AIDS-test doen, hopende dat hij door zou vragen en ik met iemand over mijn gevoelens kon praten.
Ik had nooit op slecht nieuws gerekend. Destijds deed je een test of je lichaam anti-stoffen had aangemaakt. De echte test kostte $ 500 en dit was goedkoper. Mijn lichaam bleek de anti-stoffen te maken en daarop volgde een nieuwe test om het virus te zoeken. Men vond het virus echter niet. De tests stonden net als de ziekte nog in de kinderschoenen. Een testcyclus duurde al gauw drie maanden en na steeds hetzelfde nieuws – wel anti-stoffen geen virus – zakte de moed mij in de schoenen.
Ik had inmiddels beide relaties beeindigd, na ze op de hoogte gebracht te hebben van mijn al dan niet aanwezige ziekte. Ik was gestopt met studeren en ik had het in mijn familie ondenkbare gedaan: ik had een uitkering bij de Sociale Dienst aangevraagd. Ik kom uit een typisch arbeidersgezin en daar stond werken bovenaan.
Om dit onvermijdelijke lot even uit te stellen was ik een jaar eerder naar de lerarenacademie gegaan. Dit had niets anders opgeleverd dan een studieschuld. Ik heb niets eens een studentje mee uitgenomen, om de een of andere reden kwamen ze dat jaar bijna allemaal uit Bloemendaal en er was nergens een klik. Bij de geschiedenismeisjes niet en bij de wiskundemeisjes nog minder. Het was ook een vreemde studiekeuze. Ik had op de HAVO een 4 voor wiskunde gehaald, maar de andere richtingen zaten al vol toen Mike mij aanbood het collegegeld te betalen.
Ik had destijds twee schoonmaakbaantjes maar die waren meer voor de zomer en na een 8 jarige HAVO-loopbaan wilde ik mijn leven nog niet helemaal opgeven door arbeider te worden. (Een bankdirecteur is in mijn ogen trouwens ook een arbeider). Ik heb in mijn jeugd heel wat bijbaantjes gehad. Kranten en reclamewerk bezorgen, inpakwerk, nachtportier, afwashulp … mijn weerzin tegen het de hele dag je tijd verdoen ten behoeve van de baten van iemand anders was gebaseerd op ervaring. Toen ik mijn eerste fulltime baan kreeg was ik eerst verbaasd en daarna woedend dat de reistijd niet bij de 8 uur inbegrepen was.
“Dus je moet in je eigen tijd reizen om te mogen werken?” riep ik uit.
Ze wisten niet wat de prijs hiervan was of ze wilden niet met mij in discussie. Ik verhoogde het bedrag steevast met 5 gulden.
Ik heb een paar maanden in mijn vakantie een kiosk gerund. Dat was een leuk baantje, voornamelijk omdat ik er veel bij kon verdienen. Het was op een station en er kwamen veel mannen van in de veertig, keurig in pak, die een NRC en een Vrij Nederland kochten met daaronder twee of drie seksboekjes. Ze wisten niet wat de prijs hiervan was of ze wilden niet met mij in discussie. Ik verhoogde het bedrag steevast met 5 gulden. Het was op een groot station en ik schat dat ik mijn inkomen zo met 40% verhoogde. Fraude was schering en inslag en mij werd tijdens mijn inwerkperiode uitgelegd hoe ik geld kon verdienen via de reisvergoeding en deze te verdubbelen. Doordat ik op de fiets kwam werd ook dit 25% van het inkomen.
11-11 dus, als ik dit tijdstip op een klok zie ga ik automatisch terug naar die dag.
Ik had Mike meegevraagd naar de huisarts om in de spreekkamer te wachten. Nadat ik te horen zou hebben gekregen dat ik geen AIDS had, zouden we een leuke dag samen hebben. Het liep anders.
In ieder geval, daar was hij heel eerlijk en open over, was ik zijn eerste patient die om een AIDS test had gevraagd. En dan gelijk bingo!
De huisarts, een timide dertiger, had er, zag ik onmiddellijk, enorm tegenop gezien mij te vertellen dat ik AIDS had. Dat was feitelijk ook niet het geval, maar zo werkte het in die tijd. Je had het of je had het niet en als je het had was het je doodsvonnis. Er was nog geen ruimte voor nuances of anti-stoffen en nieuwe tests. De huisarts en ik betraden een nieuw gebied. Ik denk dat dit voor hem zijn eerste slecht- nieuwsgesprek was. In ieder geval, daar was hij heel eerlijk en open over, was ik zijn eerste patient die om een AIDS test had gevraagd. En dan gelijk bingo! Uiteindelijk zou de AIDS-specialist van Nederland, een hoogleraar verbonden aan het AMC, zich met mijn bloed bemoeien, maar ik loop vooruit.
“Waarom wil je een test doen?” had hij de eerste keer dat ik bij hem kwam gevraagd.
Ik had hem toen niet verteld over mijn frequente hoerenbezoekjes, op kosten van Mike, die niet alleen durfde te gaan. Ik liet me daar, als ik al wat deed, toch alleen maar pijpen, voor 35 gulden. Het verschil met de 100 gulden die Mike mij had gegeven stak ik stiekum in mijn zak. Het waren meestal al wat oudere vrouwen uit Zuid-Amerika, zeker tien jaar ouder dan ik, met een bidprentje naast de condooms. Vaak kletsten we alleen maar, zeker nadat ik vaker kwam, met handen en voeten, over het waarom ze hier was – geld voor haar kinderen uiteraard. Ze deden het allemaal vrijwillig, als je de economische noodzaak wegdacht. Het was een andere tijd dan nu. Minder hard op straat. Hoe het leven echt was of voelde daarin kon ik mij niet inleven, als beschermd opgegroeid blank jongetje van 22, 23 jaar.
Ik had mijn huisarts de waarheid verteld: ik had eenmaal onbeschermde seks gehad met Carla, het meisje uit Portugal. Ik had haar vriend gezien, ook niet iemand om op het gebied van trouw over naar huis te schrijven, zo voelde ik. Ik vertelde de huisarts niet dat ik depressief was want op je tweeëntwintigste was je dat alleen maar als je voetbalclub verloor of een meisje nee zei, het was een moment, geen ziektebeeld.
De uitslag was een mokerslag.
Is tijd relatief? Kan een uur een jaar duren? De huisarts had zijn praktijk op vijf minuten loopafstand van het Vondelpark en daar liepen Mike en ik meer dan een half uur zwijgend doorheen. Mike had van het doel van mijn bezoek geweten en kon aan mijn gezicht zien hoe laat het was. Toen vroeg ik hem om mij alleen te laten. Het was rond een uur of drie en ik heb het daar donker zien worden voor ik wist wat ik moest doen. Binnen een kwartier zat ik in een anoniem café, een anonieme gast met een hoog drinktempo.
Ik heb en had geen AIDS. Wel een litteken. En een hoge condoomrekening.
Ik was tweeëntwintig en ik zou de dertig niet meer halen. Misschien was ik al binnen een jaar dood. De huisarts had mij hier niets over kunnen vertellen. Hij had een nieuw bloedonderzoekformulier ingevuld en mij met een AIDS-foldertje op pad gestuurd. We hadden een nieuwe afspraak voor over drie weken, tenzij hij eerder nieuws had, dan zou hij de uitslag langs brengen.
Uiteindelijk duurde het tien jaar voor ik eens en voor altijd duidelijkheid durfde te vragen: ik heb en had geen AIDS. Wel een litteken. En een hoge condoomrekening.
13. Hoe voelt het nou om ons land de hele dag op te lichten?
Laatst vroeg iemand mij: “Hoe voelt het nu om ons land de hele dag op te lichten?”
Ik stond perplex. Om te beginnen over dat “de hele dag”. Alsof je dit ook in deeltijd kan doen. O, ja, dat kan wel, in de Tweede Kamer. Drie dagen per week betaald krijgen om aanwezig te zijn, en ook betaald krijgen als je er niet bent.
Nee, op die pc zoek ik naar werk, overdag, en surf ik linea recta naar porno, na zeventienhonderd.
Het was een medebezoeker van een forum die met deze vraag kwam. Uiteraard maken we allebei gebruik van schuilnamen, maar ik stel mijn vraag echt niet vanachter mijn eigen pc vanuit mijn eigen huis. Ik heb deze nota bene van de Sociale Dienst gekregen. Die hebben er vast een programmaatje in verstopt dat mijn doen en laten kan volgen. Nee, op die pc zoek ik naar werk, overdag, en surf ik linea recta naar porno, na zeventienhonderd. Ik hoop dat mijn casemanager daar iets van zal zeggen, als slip of her tongue, dan heb ik haar. Maar dat is nog niet gebeurd.
Ze is van Chinese afkomst of Indonesisch, we hebben het er nooit over gehad. We spreken elkaar sowieso niet zo veel. Daarvoor sta ik te ver van de arbeidsmarkt. Ik houd mijn hart vast, de laatste tijd, met dit kabinet, met die rare gedoogconstructie. De meeste uitkeringstrekkers die ik ken, in het café, trouwens, de meeste mensen die ik zie, in het café, stemmen PVV. Hun electoraat bestaat volgens mij voor het grootste deel uit afgekeurde, alcoholische niet bepaald gezagsgetrouwe racisten. Ik heb een paar collega’s die SP stemmen, maar die zijn ver in de minderheid.
Maar goed, dan stem je PVV en gedoog je een kabinet met een premier van de partij waar jouw leider uitgezet is. Wie neemt wie nu in de maling? Het zijn allemaal Telegraafkoppenlezers; die krant ligt op de toog. Als de Volkskrant daar zou liggen dan zouden ze die niet lezen, dat weet ik zeker, want het zijn geen lezers en ze kennen hun plaats. Het journaal kijken ze niet, wel naar Boer zoekt Vrouw.
Om een uur of negen, tien, vertrekken ze naar huis en dan stroomt het vol met allochtonen: Marokkanen, Turken, ex Joegoslaven.
Het is een vreemde plaats geworden, dat buurtcafé. Op mij en een verdwaalde geiten-wollensok na zijn het zonder uitzondering PVV’ers. Om een uur of negen, tien, vertrekken ze naar huis en dan stroomt het vol met allochtonen: Marokkanen, Turken, ex Joegoslaven. Een minderheid van hen verdenk ik ervan werk te hebben, het overgrote deel is crimineel. Meest klein. En de uitbater maar met alle geweld vasthouden aan zijn droom en Nederlandse muziek draaien. Slechte Nederlandse muziek. Maar de buitenlanders blijven komen. Boos aangekeken door de vertrekkende Nederlanders.
Soms, heel soms, gebeurt er iets bijzonders. Dan blijven de Nederlanders hangen, draait de barman eens iets anders dan Frans Bauer, hebben de buitenlanders goede zin en hangt er een prettige sfeer, praat men met elkaar en waagt er zo nu en dan iemand een dansje. Maar dat duurt nooit lang. De volgende dag heeft iedereen een kater.
De moderne kleine crimineel heet Yanik, draagt een pak, rijdt een BMW en gaat naar een loungebar waar hij van een waterpijp geniet, stel ik mij zo voor.
Er zijn zogenaamde huisallochtonen. Meestal heten ze Mo. Vaak zijn er meerdere. Wie er dan op welke grond deze titel mag dragen weet ik niet. Mo en Hassan. Ze zijn uitstervend. De moderne kleine crimineel heet Yanik, draagt een pak, rijdt een BMW en gaat naar een loungebar waar hij van een waterpijp geniet, stel ik mij zo voor.
De Mo’s en Hassans zijn anders. Ze zijn uiteraard tweede-, of zelfs vroege derde-generatie en sommigen werken echt, gewoon net als jij en ik. Nou, net als jij dan. Bij de Sociale Verzekeringsbank bijvoorbeeld. Dan hebben ze vaker wel dan niet een Nederlandse vriendin of vrouw. Of bij de KPN of UPC, dan zijn ze vaak met een nichtje getrouwd. Vraag mij niet waarom, ik observeer alleen maar. Marokkanen trouwen het meest buiten de deur. Ze gaan allemaal voor kinderen.
Zij komen vaak vroeg in de avond, na het werk. Maar als ze eenmaal echt beginnen met drinken, dan blijven ze tot diep in de nacht, worden ze om het half uur door het thuisfront gebeld, totdat ze hun telefoon achter de bar leggen om die pas de volgende dag weer op te halen.
Ze worden, uiteraard oppervlakkig, geaccepteerd door de PVV’ers, in ieder geval door de PVV’ers light, maar dat komt ook omdat ze zelf niet vies zijn van racisme.
Ze hossen mee, spelen een potje kaart en blijven altijd half buiten de groep. ’s Avonds laat door de week, en in het weekeind komen ook de kleine middenstanders, de halve criminelen, handelaren en eenlingen. Van hun huwelijkse staat heb ik geen weet, ze zijn moeilijk benaderbaar. Zo was het in ieder geval, toen ik min of meer afscheid van het café nam. Na een loopbaan van een kwart eeuw.
14. Ik zit hier tussen de koeien
Ik doe het vaker, de laatste tijd. Een boek kopen in een kringloopwinkel terwijl ik zeker weet dat ik het al bezit. Maar waarom? Decadent? Meer dan drie euro geef ik er meestal niet aan uit, soms maar 50 cent. Als het een bijzonder of mooi of duur boek is weet ik wel waar ik moet zoeken. Wat zegt dit over mij? Dat ik wil opscheppen over hoeveel boeken ik bezit? Dat ik mijn reputatie van flodder, van sloddervos wil bevestigen? Of dat mijn geheugen door de morfine is aangetast?
Welk boek kocht ik opnieuw en waarom? ‘In Cold Blood’ van Truman Capote. Voor wie het niet kent: het gaat over een gruwelijke roofmoord op een Amerikaans gezin, op het Amerikaanse platteland, eind jaren vijftig door typische ‘white trash‘. Een soort beroepsliteratuur voor mij dus.
Maar het Friese platteland was voor mij een gruwel. Donker was een understatement, de boerderij lag ook nog eens erg afgelegen.
Ik las het boek voor het eerst eind 1989 toen ik enige weken op het platteland van Friesland verbleef. Ik was daar om een boek te schrijven, maar dat kwam er nooit van. Je kon mij destijds geblinddoekt op de Zeedijk in Amsterdam zetten, ik kende er geen vrees. Het was mijn habitat. Maar het Friese platteland was voor mij een gruwel. Donker was een understatement, de boerderij lag ook nog eens erg afgelegen. Ik heb eens ’s avonds een hulplijn gebeld met de vraag of er in Friesland veel bijlmoorden werden gepleegd.
Ik zit hier tussen de koeien,
een sociaal mens bij uitstek.
Nu zal ik moeten loeien,
wil ik een gesprek.
De eerste paar weken ging het nog wel. Maar het werd steeds vroeger donker en ik werd steeds eerder bang. Zo bang dat ik een halve liter jenever moest drinken voordat ik naar bed durfde te gaan. Er was ook geen tv en ik durfde ’s avonds niet te lezen omdat er in de hele boerderij geen enkel gordijn voor een raam hing.
Nu vraag ik mij af waarom ik niet ten minste één kamer met kranten heb beplakt, in navolging van Gerard van het Reve. Maar zo daadkrachtig was ik blijkbaar niet. Ik was niet echt bang voor een Fries met een bijl, maar niets kunnen zien als ik naar buiten keek – zelfs niet als ik om de boerderij heen liep – werkte op mijn zenuwen. Op één plek buiten zag ik wel wat trouwens, de flauwe koplampen van auto’s die wegreden, naar Amsterdam, stelde ik mij voor.
Op een dag vond ik een radiootje. Na wat draaien aan de knop ontving ik radio Bolsward, een lokaal station. Wat voor muziek ze draaiden weet ik niet meer, maar ze lazen ook gedichten voor en je kon inbellen. Wat ik deed na verloop van tijd. Ik praatte wat met de presentator en vertelde dat ik ook gedichten schreef. Of ik die voor wilde dragen. Zo gevraagd, zo gedaan.
In opdracht van de eigenaar van de boerderij was er op een gegeven moment een arbeider bezig om een gastank aan te leggen. Daar was ik blij mee, want er was verder alleen maar een open haard. Da’s alleen maar leuk in de nazomer als je er niet echt afhankelijk van bent voor de warmte. Het is veel werk, zo’n open haard aanmaken en aanhouden. Ik maakte een praatje met de man, althans ik deed mijn best.
En misschien had het niets te betekenen dat een buurboer op een gegeven moment kleine stiertjes liet grazen in het weiland naast ons erf. Ze renden heel agressief mee als ik hard liep, slechts van mij gescheiden door een in mijn ogen veel te laag stuk ijzerdraad.
Ik logeerde in de boerderij op uitnodiging van de huurder, niet de eigenaar. Deze huurder was de in de buurt zeer bekende homofiel Auke, die in Amsterdam als barman werkte. De eerste dag dat ik er samen met hem kwam had ik een roze T-shirt gedragen. Ik had er geen moment bij stilgestaan, dat dit wellicht als een statement gezien kon worden. En misschien had het niets te betekenen dat een buurboer op een gegeven moment kleine stiertjes liet grazen in het weiland naast ons erf. Ze renden heel agressief mee als ik hard liep, slechts van mij gescheiden door een in mijn ogen veel te laag stuk ijzerdraad. Waarschijnlijk was mijn Amsterdamse afkomst genoeg. Toen ik niet meer langs de stieren durfde, liep ik door een weiland met koeien. Maar die kwamen ook op mij afrennen. Later heb ik begrepen dat ik nooit zo hard had moeten weglopen als ik toen deed. Ik stel mij voor dat ik een amusante verschijning geweest moet zijn, die Amsterdammer met een bierbuikje achtervolgd door een kudde koeien.
Ik belandde in de bar van een hotel. ’s Middags. En ik nam in. En ik sloeg uit.
Na mijn eenzijdig praatje met de gasketelman besloot ik de fiets naar Bolsward te nemen, de drankvoorraad was op. Het caféleven bleek summier in de Bolswardse winter. En het bleek een maandag, de plaatselijke Gall&Gall was dicht. Daar stond ik met mijn lege tassen en weer een angstige nacht in het vooruitzicht. Ik belandde in de bar van een hotel. ’s Middags. En ik nam in. En ik sloeg uit. Getergd door de barman, die de zoon van de eigenaar bleek, fantaseerde ik een eigen hotelleven. Mijn eigen vader was de hotelier. Uiteraard was ik zo dom om de naam van een nogal bekend hotel aan het Damrak te noemen en viel ik heel diep door mijn eigen kapot gemaakte mand. Het deed er eigenlijk niet toe, we wisten allebei dat ik uit mijn nek lulde. Het werd avond en na de zoveelste whisky kwam er nog een gast aan de bar zitten. Na verloop van tijd zei de man: “Ik herken jouw stem, ben jij niet die dichter uit Amsterdam?”
We dronken en hij betaalde. Toen hij om een uur of negen vertrok, liet hij met roem en eenzaamheid achter. Ik keek naar buiten en bedacht dat ik nog nooit in het donker naar de boerderij was gefietst.
Nu moet ik nog een voorval van eerder op de dag vertellen. Je had in die tijd nog geen pinautomaten en dus was ik het filiaal van de ABN binnengelopen om de honderd gulden op te nemen die ik nog bezat. Toeval bestaat niet en uitgerekend op dat moment stond er nog een Amsterdammer voor mij, zijn vrouw zat nog in de stationair draaiende auto buiten, ze wilden blijkbaar niet langer wachten dan nodig was, en ik overhoorde het gesprek.
“We moeten even met uw bank bellen voor toestemming.”
“O, wat achterlijk.”
Wat een boer, dacht ik nog. Ik was dan wel in Bolsward gestrand, maar toch ook een man van de wereld.
“Goedemiddag, u spreekt met de Vries uit Bolsward. Sorry, oh, dat wist ik niet. Neem mij niet kwalijk.”
Nog een botte Amsterdammer?
“Oh, dan is het goed. Nog een prettige dag.”
Ik kon zien dat zijn collega al had opgehangen voor hij uitgesproken was, hij had een rood hoofd en er liep een straaltje zweet langs zijn nek.
“Er is een computerstoring en ik kan u helaas maar 1000 gulden uitbetalen.”
De man morde wat, maar ik sprong een figuurlijke sprong in het rond.
Dus daar zat ik aan de hotelbar met meer cash dan ik in jaren had bezeten, ongeveer evenveel geld als mijn uitkering netto bedroeg. In Amsterdam maar van bank veranderen, bedacht ik mij. Dat had ik om de paar maanden gedaan toen ik nog studeerde, dus veel banken waren er niet over, maar er was destijds nog geen centraal registratiesysteem.
“Hoeveel kost een nacht hier?”
“150 gulden.”
“Is er televisie?”
“Ja, en een ligbad.”
“Ik neem hem.”
“Oh, ik overhoorde trouwens je gesprek. Je vriend is de plaatselijke piraat. Niemand luistert ernaar, hij leest geloof ik de hele avond gedichten voor.”
Een illusie armer nam ik de lift naar boven. In ieder geval zou ik één nacht hebben zonder angst.
15. Ik ga nu wel het traject in
Ik vertel altijd de waarheid. Oneens. Een Beetje Oneens. Neutraal. Eens. Helemaal Mee Eens?
“U heeft deze vraag, en de vragen daarna niet beantwoord. Waarom niet?”
“Ik heb besloten dat ik deze vragen zie als een mogelijkheid om mijzelf … hoe zeg je dat? … mijzelf aan te klagen, onder verdenking te stellen. De Sociale Dienst heeft geen recht op informatie aangaande mijn ziel roerselen.”
“Ik werk niet voor de Sociale Dienst.”
“Wat doe ik hier dan?”
“U bent hier zodat ik u inzicht kan verschaffen in uw toekomstmogelijkheden. De Sociale Dienst krijgt geen inzicht in uw antwoorden, alleen maar in mijn advies …”
“Wat voor advies?”
“Ik kan geen advies geven als u de vragenlijst niet invult.”
“Dat bedoel ik niet. Wat voor soort advies geeft u? In welke vorm?”
“Dat is tussen mij en de Sociale Dienst. U bent hier vrijwillig …”
“Denkt u dat echt? Dat ik hier vrijwillig zit?”
“Is dat niet zo?”
Ik weet dat het misschien dom is wat ik doe, maar ik heb er genoeg van. De Sociale Dienst moet mij een uitkering geven en meer niet.
“In theorie misschien. Ik zal niet meewerken aan uw onderzoek. Dat zullen ze slikken. Eenmaal. Ik weet dat het misschien dom is wat ik doe, maar ik heb er genoeg van. De Sociale Dienst moet mij een uitkering geven en meer niet. Als ik mij niet aan de regels houd dan zullen ze me straffen. Maar ze hebben niets met mijn persoonlijkheid te maken. Ze willen dat ik werk zoek, wat er niet is, en als het er wel zou zijn dan neem ik misschien wel het baantje van iemand die het wel echt wil hebben. Het zou veel goedkoper voor iedereen zijn als ze mij met rust zouden laten. Maar dan heeft u geen werk.”
“U hoeft zich over mij geen zorgen te maken.”
Ze zei het met een glimlach, en ik was beleefd geweest, geen stemverheffing of gefronste wenkbrauwen.
“Wat gaat u nu voor advies geven?”
“Dat ik geen advies kan geven.”
“Daar kan ik mee leven.”
“Ik wens u succes.”
“Dank u wel.”
Nu was het tijd voor plan B. Ik had tien dagen de tijd om mij niet te scheren, een lichaamsgeur te ontwikkelen die niet onmiddellijk op zou vallen, maar wel na – pak hem beet – drie kwartier in een klein kamertje.
Twee weken later kwam de brief van de Sociale Dienst. Omdat ik mijn traject niet had afgemaakt moest ik op het kantoor komen om de sancties te bespreken. De sancties bespreken? Ze deden het voorkomen dat ik er enige zeggenschap in zou hebben. Ik had niet gedacht dat het zo snel zou gaan. Nu was het tijd voor plan B. Ik had tien dagen de tijd om mij niet te scheren, een lichaamsgeur te ontwikkelen die niet onmiddellijk op zou vallen, maar wel na – pak hem beet – drie kwartier in een klein kamertje. Een paar dagen voor de afspraak niet slapen en flink zuipen zou het beoogde effect ook bereiken. Het had tot nu toe altijd gewerkt.
De dagen verstreken en heel langzaam groeide mijn gezichtshaar. Ik zou nooit een Jihadist van enige betekenis worden, tenzij ik mijzelf misschien tien jaar niet zou scheren, maar dat experiment was ik nooit aangegaan.
De brief van de Sociale Dienst lag op de salontafel en had inmiddels flink wat bierkringen verzameld. Hoe dichter de dag van de confrontatie naderde, hoe meer mijn plan van aanpak mij tegen begon te staan. Ik besefte dat ik begon te lijden aan een principe-aandoening. Was het de begripvolle toon van de psychologe die mij aan het wankelen bracht? Ik was bereid geweest het gevecht aan te gaan. De tien of twintig procent korting op mijn uitkering aan te vechten maar uiteindelijk te accepteren. Aan het eind bind je in, je moet wel. Ik zou mij in een verslavingskliniek op laten nemen, mijn huis onderverhuren, er geld aan over kunnen houden. Maar mijn hoofd zou ik moeten buigen.
Goed, dacht ik. Ik ga nu wel het traject in. Met opgeheven hoofd. Het is fijn om werkeloos te zijn, maar soms moet je er wat voor doen.
16. Met een knoop in mijn maag en donkere wolken in mijn hoofd
Links van mij zat een jongen van een jaar of vijfentwintig. Ik zou hem de misantroop gaan noemen. Tijdens het wachten in de wachtruimte had hij mij toevertrouwd door zijn vriendin gestuurd te zijn.
“Om eens en voor altijd van het gezeik af te zijn ben ik maar gekomen.”
“Jullie zijn hier allemaal, iedereen is hier …”
Ik zat schuin tegenover een donker meisje, ze leek me heel jong, een jaar of achttien, met vriendelijke borstjes.
“´… gekomen uit vrije wil …”
Rechts van mij zaten drie neurotisch huisvrouwen, gegroepeerd als een clusterbom.
Ik zag een aantal mensen mijn opgetrokken wenkbrauw beantwoorden. Rechts van mij zaten drie neurotisch huisvrouwen, gegroepeerd als een clusterbom. Zij hadden zich al In de wachtruimte voorgesteld. Het is ongelooflijk hoeveel mensen zich in een situatie als deze – als ze zenuwachtig en nerveus zijn – bloot geven. Ik dacht nog: bewaar het voor de introductieronde. Het deel van de bijeenkomst waar ik zelf altijd als een berg tegenop zag. Binnen vijf minuten waren ze op eerste- naambasis, wisten ze van elkaar wie gescheiden was en wie nog niet, hadden ze hun Iphone tevoorschijn gehaald om foto’s van kinderen en huisdieren – echt ik verzin dit niet – aan elkaar te tonen. Hoe betalen mensen die dure telefoons toch allemaal? Waarschijnlijk door zich flink in de schulden te steken, of hun man dat te laten doen.
“Ik ben blij met de grote opkomst al is mijn ervaring …”
Naast het donkere meisje zat een Turk of Marokkaan. Dat dacht ik tenminste, maar het zou een Iraniër blijken, en naast hem zat een oudere Surinaamse vrouw. Misschien was ze Antilliaanse, ik heb mij daar nog wel eens lelijk in vergist, met klappen tot gevolg, maar dat is een ander verhaal.
De scheiding der geesten was hier in ieder geval etnisch, blank aan de ene kant, niet-blank aan de andere kant. In het midden de groepsleidster met twee jonge meisjes aan beide kanten van haar. Ik had ze nog even hoopvol aangekeken maar aan het gefriemel aan hun papieren maakte ik op dat ze bij de cursus hoorde, wat juist bleek te zijn.
“ … dat niet iedereen de eindstreep zou halen.”
Nee, dacht ik, dat raad je de koekoek.
“En we zijn nog niet helemaal compleet, ik heb net drie berichtjes ontvangen …”
Ook zij had een Iphone, waar ze even op keek.
” … van Tessa, Carolien en Joost. Tessa en Carolien zijn onderweg en op zoek naar een parkeerplaats, Joost is ziek.”
Joost zou ziek blijven, of in ieder geval absent.
“Het is fijn dat jullie allemaal gekomen zijn, ondanks het ongunstige tijdstip …”
Instemmend gemompel om mij heen. Ook ik mompelde wat. Van zes tot acht ’s avonds, een kuttijdstip.
” … van ’s avonds zes tot acht, een ongunstig tijdstip maar dat komt omdat we mensen hebben die werken en mensen die niet werken.”
Zo, de segregatielijn werd gelijk getrokken. Ik zag iedereen om zich heen gluren. Wie zou er werken, wie niet?
“Sommigen hebben misschien al gegeten, anderen hebben die luxe nog niet gehad.”
Geen avondeten, dat kan ik niet op zo’n moment, met een knoop in mijn maag en donkere wolken in mijn hoofd.
Ze keek glimlachend naar haar assistentes, duidelijk makend dat zij zich de opoffering van een lege maag hadden moeten laten welgevallen. Ik had ook nog niet gegeten. Geen avondeten, dat kan ik niet op zo’n moment, met een knoop in mijn maag en donkere wolken in mijn hoofd.
“Ik zei net dat iedereen hier vrijwillig is, maar misschien moet ik dit nog even verduidelijken. Sommigen van jullie hebben misschien een uitkering en de uitkerende instantie, dat kan het UWV zijn of de Sociale Dienst, leek het ook een goed idee om deze cursus te doen. Ik zeg nadrukkelijk cursus en geen therapie of behandeling …”
Verbeeldde ik het mij of had ze even naar de donkere kant van de tafel gekeken?
” … omdat sommigen van jullie een negatieve connotatie geven aan het woord therapie, of het thuisfront dan toch …”
Een van haar assistentes, een klein meisje met zoveel piercings in haar gezicht dat ik mij geen voorstelling van de rest van haar lichaam wilde maken, had iets in haar oor gefluisterd en ze ging verder:
“Connotatie …”. Ze sprak het uit met een duidelijke nadruk op iedere lettergreep, en weer keek ze vluchtig naar mijn overkant.
” … nadruk, betekenis, wat het inhoudt …”
Ze liep vast zonder het zelf in de gaten te hebben.
“Connontatie …” herhaalde de Surinaamse, wat ze echt zou blijken te zijn, langzaam. “Wat een moeilijk woord.”
Ik wist niet of ze het spottend had bedoeld maar ik vatte gelijk sympathie voor haar op.
“Ik ben Naomi en ik kan het niet allemaal alleen en dus heb ik hulp …”
“Ja, dat is een soort beroepsdeformatie. Eh, dat is, dat komt door mijn werk zeg maar. Och hemeltje, ik ben al zo lang aan het woord en ik heb mijzelf nog niet eens voorgesteld. Ik ben Naomi en ik kan het niet allemaal alleen en dus heb ik hulp …” Ze wees naar de meisjes aan beider zijde van haar. “Dit hier is Evelien en dat is …” Ze werd rood en viel stil.
“Chantal” hielp Evelien haar.
“O ja, Chantal. Sorry, maar ze werkt hier nog niet zo lang.”
“Een jaar,” zei Chantal. Dit zouden de enige woorden zijn die ik haar gedurende de cursus “slash therapie” zou horen zeggen. Tegen mij. Zij trok duidelijk in de momenten dat er niets klassikaal gedaan werd naar de vrouwen.
“O, maar dat is toch niet zo heel lang”, hernam Naomi het moment.
Maar niet voor lang want de deur klapte open en Tessa en Carolien kwamen binnen, verwikkeld in een geanimeerd gesprek. Waarmee ze niet stopten tijdens het zoeken naar een plaats.
‘”Ik heb ook zo’n baas. Hij stinkt uit zijn mond en hij kwijlt.”
“Die heb ik ook gehad, volgens mij trok hij zich af in zijn kantoortje.”
“Welkom dames …”
Een van hen was licht getint, de ander lelieblank.
De dames hadden de ruimte in zich opgenomen. Een van hen was licht getint, de ander lelieblank. Ik zag ze twijfelen of ze zich zouden splitsen langs de kleurbarrière, of dat ze samen wilden blijven en in dat geval wilden aanschuiven bij de drie huisvrouwen rechts van mij. De vrouwenkaart won. Al stond er nog maar één stoel.
“Pak jij even die stoel Tessa”, sprak Carolien.
“Kunnen jullie even opschuiven?” vroeg ze aan ons. Gedwee voldeden we allemaal aan haar verzoek.
Carolien haalde een stoel tussen de Iraniër en het donkere meisje vandaan en liep helemaal om de tafel heen om naast haar nieuwe BFF te gaan zitten. Wij zaten dit allemaal met open mond aan te schouwen.
“Nogmaals welkom dames, jullie kennen elkaar al, wat leuk …”
“Nee hoor, we hebben elkaar net ontmoet, we zochten allebei naar de parkeerautomaat …”
“Wat een hel is het om hier te parkeren, ” viel de ander haar bij.
“Misschien is het een goed idee om de volgende keer met het openbaar vervoer te komen, er is hier een uitstekende verbinding.”
Voor jou misschien, dacht ik. Vanuit Amsterdam-West was Buitenveldert, in ieder geval voor mij, een reis die je kon vergelijken met een reis vanuit Amsterdam naar de Veenkolonie in Groningen.
Ik moest denken aan het gesprek dat ik met de ambtenaar van de Sociale Dienst had gevoerd, waarbij ik de keuze kreeg tussen een strafkorting van tien procent en deze kwelling.
“Tijdnemer.” Had hij zijn hand niet uitgestoken, niet uitzonderlijk voor een ambtenaar bij de Sociale Dienst, dan had ik gedacht dat het zijn functie was en niet zijn naam. Ik heb eens te maken gehad, alleen op papier trouwens, met een beslisser, steevast ten nadele van mij, die “IJskoud” heette. En met een keuringsarts met de naam “Hard”. Zouden ze pseudoniemen gebruiken? Ik heb het nooit gevraagd want als het zo was zouden ze het toch niet toegeven.
“Ik ben blij dat u de tijd hebt kunnen vinden om langs te komen.”
Nam hij mij nu in de maling? Hij moet mijn blik begrepen hebben.
“Ik begrijp dat iemand die een uitkering ontvangt niet staat te juichen om langs te komen en wel wat beter te doen heeft.”
Als ik iemand was wiens mond makkelijk open zou vallen dat zou ik dit hebben gedaan.
“En dus ben ik blij dat u bent gekomen want …”
Hij begon in mijn vuistdikke dossier te bladeren.
“Sorry. Ik heb nog niet de tijd gehad om uw dossier uitgebreid te bestuderen. Maar u heeft wel eens een afspraak gemist, klopt dit?”
Ik knikte. Zo min mogelijk zeggen, was mijn adagium.
17. De dingen die ongezegd bleven spraken voor zich
“Heeft u de brief ontvangen over het programma?”
“Hmhm” knikte ik instemmend.
“U heeft hem ook gelezen?”
Iemand met humor. Ik knikte opnieuw.
“Hm. Ik pak de brief er even bij”.
“Dat hoeft niet, ik heb hem hier bij me.” Iets in de mans aanpak deed mijn gebruikelijke achterdocht een halt maken. Ik had er gelijk spijt van.
“Dat is mooi, maar voor de zekerheid pak ik ook mijn exemplaar erbij.”
Wat dacht hij? Dat ik brieven van de Sociale Dienst vervals?
Wat dacht hij? Dat ik brieven van de Sociale Dienst vervals? Het is een interessant idee maar these days and times onmogelijk.
“Hier staat, blablabla, u houdt zich aan het trajectplan, blablabla, en anders korten wij u op uw uitkering? Klopt toch?”
Ik wilde antwoorden: wat voor jou blablabla is, is voor mij een zweep en handboeien. Maar ik zuchtte en haalde maar eens diep adem. Veel mensen kunnen daar niet tegen. Stiltes. Hij keek mij ernstig aan.
“Als u de gemaakte afspraken wilt veranderen, neemt u dan persoonlijk of schriftelijk contact op met uw kantoor van de Dienst Werk en Inkomen, of met degene die u begeleid. Staat dat er echt?”
“Ja, er ontbreekt een ‘t’.” Hij trommelde nerveus met zijn vingers op het bureaublad. Een roker, concludeerde ik.
“Haastwerk.”
“Dat zal het zijn.”
“Maar goed, u bent er. Ik lees” … hij begon fanatiek in het dossier te bladeren …“het doel van het traject is dat u zo goed mogelijk zelfstandig kunt functioneren. Toch?”
Ik zei niets. Knikte niet. Maakte geen enkel geluid. Laat hem maar zweten. Ik heb hem niet gedwongen hier te werken. Hij hernam zich.
“U kunt daarin begeleiding krijgen en ook een beroep doen op andere voorzieningen, zoals een taalcursus, is in uw geval niet aan de orde, toch? Schuldhulpverlening en dergelijke en eventueel een financiele premie…” Hij keek mij even doordringend aan. “Dat is in uw geval ook niet aan de orde, begrijpt u? Tenzij je het niet korten op uw uitkering als een premie ziet…”
Volgens mij moest hij lachen. Maar niet schamper, niet laatdunkend. Gewoon als constatering. Ik lachte voor hem. Ik kon het niet helpen. Ik begon hem te mogen.
“Toch?” vervolgde hij. “Misschien ligt op termijn ook het vinden van betaald werk of vrijwilligerswerk binnen uw mogelijkheden, maar dat is nu niet het eerste doel.”
Nee, dacht ik, dat klopt.
Langzaam stopte hij alle papieren terug in mijn dossier. Op één vel papier na. Ik kende de inhoud inmiddels uit mijn hoofd.
“U wilt niet onmiddellijk werken. Denk ik.”
“U wilt niet onmiddellijk werken. Denk ik. Al mag ik dat misschien niet doen. Denken. Toch doe ik het. U hoeft niet onmiddellijk te werken. U houdt van lezen. Toch? Dat is mooi. Ik hou ook van lezen maar ik heb er niet zo veel tijd voor. Dat is geen verwijt naar u!”
Ik geloofde hem. Waarom ook niet?
“Maar goed. Ik ben bereid eerlijk te zijn. U ook?”
Ik kon niet snel genoeg bepalen of ik moest zwijgen of iets anders, hij was mij voor.
“Sorry. Stomme vraag. Ik ga u een cursus aanbieden. Die duurt weken. Maanden eigenlijk, als je de verwerking ervan meetelt. Al die tijd hoeft u niet te werken en misschien heeft u er iets aan.”
Hij klonk afgemeten. Hij wilde dat ik er iets aan had. Ik begon hem toch wel een eikel te vinden.
“Zullen we de details doornemen?” Meer vingergetrommel. Ik had net voor ik naar binnen kwam drie sigaretten gerookt. Mijn geur maakte hem kwetsbaar.
“De cursus bestaat uit 12 wekelijkse bijeenkomsten met de groep en de therapeuten. Tijdens de duur van de cursus wordt de individuele behandeling gestopt, tenzij anders wordt afgesproken. Om zoveel mogelijk van elkaar te kunnen profiteren en omdat elk onderwerp slechts in 1 zitting ter sprake komt, is het noodzakelijk dat u alle keren aanwezig bent. Van U wordt verwacht dat u wekelijks het geleerde oefent in sociale situaties en hierover huiswerk maakt.” Hij pauzeerde, wreef over zijn voorhoofd en vervolgde: “Heeft u dat gelezen? Er staan dat het van ‘U’ verwacht wordt … ze zien u dus als een soort van God …”
“Stel je niet zo aan, jij, die je overdosis pilletjes slikt terwijl je bezopen bent, hiernaast leggen mensen dood te gaan.”
Ik had de man graag een sigaret aangeboden, of een drankje aan het einde van zijn dienst, maar zo gaat dat niet. Althans meestal niet. Ik heb een keer op een terras gezeten met een ambulancebroeder die mij een paar weken eerder, dronken, thuis opgehaald had. Dat zijn mensen uit de praktijk waarbij ik meestal wel aan kan sluiten. Misschien had ik ook wel een gesprek kunnen voeren met de broeder op de Intensive Care van een in particuliere handen zijnd ziekenhuis die mij toebeet: “Stel je niet zo aan, jij, die je overdosis pilletjes slikt terwijl je bezopen bent, hiernaast leggen mensen dood te gaan.” “Liggen” had ik willen zeggen, maar ik had een dikke slang in mijn keel.
“Het programma” ging hij verder, “bestaat uit de volgende onderdelen:
1) non-verbaal gedrag: stem, houding, oogcontact
2) observeren en interpreteren
3) een gesprek beginnen, op gang houden en afbreken
4) rationele en irrationele gedachten
5) complimenten geven en ontvangen en de eerste keer oefenen met de video erbij
6) verzoeken doen
7) verzoeken weigeren
8) kritiek geven
9) kritiek ontvangen
10) 11) 12) eigen probleemsituaties die met de video geoefend worden
13) afsluitende zitting na 2 maanden.
Jeetje.”
Hij keek op van het papier. Was even zonder woorden.
Tja, dacht ik. Hierna ben ik de perfecte mens. Alsof hij mijn gedachten kon lezen zei hij: “Ik heb vele collega’s die deze cursus zouden moeten volgen. Misschien ikzelf ook wel.”
“Weet je, sorry, u, ik heb niet om deze cursus gevraagd.”
Ik wilde het eigenlijk wel uitschreeuwen.
“Neem nou week 4 …”
Dat was de week dat ik vooraf al had besloten ziek te zijn. Dat ik achteraf de hele cursus netjes doorlopen heb verbaast mij eigenlijk het meest.
“Als ik heel eerlijk ben” onderbrak hij mij, wat mij weer voor hem innam, “ik heb de cijfers niet paraat, maar niemand die wij de cursus adviseren, nou ja, er naar toe sturen, komt iedere keer…” Hij wilde lachen maar het werd een rokershoest. Nu begon ik ook nerveus met mijn vingers te trommelen, op mijn dijbeen. “…komt ook maar 70%. En toch zie ik in u een volhouder. U hoeft het voor mij niet te doen…” Hij was rood aangelopen. Rustig maar, wilde ik hem zeggen, ik zal je cijfers weerspreken, maar deed het niet.
Het gesprek was ten einde. Er was niets te zeggen want de dingen die ongezegd bleven spraken voor zich.
Samenvatting van wat vooraf ging (door de auteur zelve, als opstapje naar hoofdstuk 18):
“Ik ben geboren met een burn-out” sprak Timmerark eens tegen zijn psychiater in opleiding, dokter Schaap. Deze was eigenlijk geen match voor Timmerark. Hij probeerde ook serieus deze bewering te weerleggen, dat dit niet mogelijk was.
Het was uiteraard geen psychiater met een eigen praktijk, daar had Timmerark geen geld voor. Het was een psychiater (in opleiding, het kan niet genoeg gezegd worden) die voor Mentrum*) werkte.
Na een driekwart jaar schaduwboksen vroeg Timmerark om een gesprek met de jury, de leidinggevenden van dokter Schaap. Uit het gesprek kwam naar voren dat de laatste dacht dat Timmerark stervende was, dat hij bij Metrum was gekomen om stervensbegeleiding. Dit was veroorzaakt door een coassistent van het AMC die terloops had opgemerkt dat Timmerark dood zou kunnen gaan wanneer hij door zou drinken. Nota bene de opmerking die Timmerark enige maanden droog deed staan. Timmerark vond het zo niet fijn dat wanneer hij op sterven na dood zou zijn geweest hij een psychiater in opleiding toe gewezen zou hebben gekregen dat hij de behandeling dan maar geheel staakte.
We lazen al eerder dat hij wel degelijk, in 1988, een bijna-doodervaring had gehad, de twee jaren dat hij dacht dat hij Aids had. We hebben gelezen over zijn angst voor stieren toen hij enige tijd, in imitatie van zijn grote held Reve, op een voormalige seksboerderij in Friesland verbleef, om daar een boek te schrijven. Iedereen probeert maar een boek te schrijven, ook mannetjes van 23, die nog nauwelijks levenservaring hadden opgedaan.
We hebben gelezen dat Timmerark er op zijn minst dubieuze seksuele praktijken op nahield, gevoed door alcohol en onzekerheid. Dat hij met een vriend naar de hoeren ging, die hem honderd gulden gaf maar dat hij dertig gulden aan een uitgezakte Dominicaanse hoer gaf om een uurtje te praten, er zo zeventig gulden aan overhoudend. Ze kamde zijn haren, ze dronken een cola en hij bekeek de foto’s van haar kinderen. Eigenlijk was hij een heel gevoelig iemand, maar hij wist dit voor de buitenwereld te verbergen.
Tot slot hebben we gelezen dat Timmerark door de Sociale Dienst opgeroepen werd om een traject in te gaan, om zijn geval van hopeloos naar hoopvol om te zetten. Eerst nog prevaleert zijn oud gedrag, calculeert hij een eventuele strafkorting in en gaat hij vol in de contramine. Dan, om hem nog onbekende redenen overwint zijn eergevoel en besluit hij het traject een kans te geven. Waar zal dit heen gaan? Een baan? Als fall-back rekent hij, denken we, vooralsnog op de crisis. We hebben aan het eind van het verhaal gelezen dat hij de heer Tijdnemer, van wie Timmerark vermoedt dat dit een pseudoniem is, van de Sociale Dienst een belofte doet. Onuitgesproken uiteraard, want wat ongezegd is spreekt voor zich.
We hebben hem achtergelaten tijdens de eerste avond van de cursus die hem weerbaarder op de arbeidsmarkt moet maken. Nu vervolgen wij deze avond…
*)Mentrum Geestelijke Gezondheidszorg Amsterdam verleent zorg aan mensen met psychiatrische en ernstige psychische problemen.
18. Een klein blauw balletje
“Goed, nu iedereen er is kunnen we beginnen met een voorstelrondje. Of zullen we eerst de programma onderdelen bespreken?”
Make up your mind, dacht ik, en hopend dat ze het voorstelrondje over zou slaan, knikte ik enthousiast bij het laatste voorstel.
“Wacht, ik heb een idee!” ze keek ieder van ons even triomfantelijk aan. “Jullie zijn met zijn tienen en er zijn tien onderdelen. Als nu iedereen een onderdeel kiest waar hij of zij iets mee heeft, of juist niet, en daar iets over en tegelijk iets over zichzelf verteld, dan leren we elkaar op die manier vast wat kennen, toch?”
Het was een originele insteek, dat moest ik toegeven. Dat had ze vast niet net bedacht. En ik voorzag chaos. Zij ook, denk ik, want ze vervolgde:
“Niemand, is mijn ervaring, houdt van het voorstelrondje. Ik ook niet, maar ik moet wel…” ze giechelde, niet oncharmant, en haalde een klein blauw balletje te voorschijn.
O, God! Wat nu weer?
“Dit is het balletje van mijn poes …”
De Iraniër en ik maakten oogcontact, ik zag nog net dat Evelien Chantal fronsend aankeek, ze hadden het opgemerkt. Lesbiennes? Ik wist het nog niet zeker.
“ … daar spelen we vaak mee, mijn poes en ik.”
De misantroop links van mij, raakte met zijn knie de mijne aan, per ongeluk?
“Ik heb dit balletje meegenomen en ik ga dit zo naar iemand gooien, die dan aan de beurt is. Daarna gooit hij of zij het naar de volgende. Dan zit niemand af te tellen tot hij of zij aan de beurt is!” Ze toverde een grote glimlach op haar gezicht, duidelijk hopend op bijval, maar niemand reageerde.
Ik had de brief, na mijn gesprek met Tijdnemer van de Sociale Dienst, ergens neer gelegd, uit het zicht.
Ik leunde even naar voren en zag dat Tessa iets op haar smartphone aan Carolien liet zien. De drie huisvrouwen, nog steeds als een clusterbom gezeten staarden allemaal naar een papier voor hen. Nieuwsgierig naar wat het was deed ik of ik ging verzitten en ik zag dat het ons programma was. Ik keek om mij heen en zag dat iedereen, op de misantroop en ik en Tessa en Carolien na, dit voor zich hadden liggen. Ik had de brief, na mijn gesprek met Tijdnemer van de Sociale Dienst, ergens neer gelegd, uit het zicht.
Naomi had blijkbaar ook net gezien dat niet iedereen het programma voor zich had liggen want ze keek Chantal aan en sprak nadrukkelijk haar naam uit, zich vast voornemend deze niet meer te vergeten: “Chantal, wil jij voor diegene die het programma niet meegenomen hebben dit achter ons op het white-board schrijven?”
Chantal stond op, duidelijk met tegenzin en en haar gezicht klaarde onmiddellijk op toen ze zag dat er geen stiften waren. “Er zijn geen stiften, kan ik niet beter een paar kopieën draaien?”
Dat was een slimme zet maar Naomi wilde er niets van weten. “Nee joh, dat is maar zonde van het papier en het milieu bovendien…”
Volgens mij wilde ze zeggen dat wij de kopie waarschijnlijk toch weer weg zouden gooien, waar ze gelijk in kon hebben maar ze ging verder: “ … ik heb de stiften in mijn bureaula. Evelien, wil jij die even halen?”
Voordat deze op kon staan pakte de middelste huisvrouw het exemplaar van haar buurvrouw links en legde die tussen mij en de misantroop en met het exemplaar van haar rechter buurvrouw deed ze hetzelfde, nu legde ze het tussen Tessa en Carolien.
“Opgelost” sprak ze afgemeten. Met opgetrokken wenkbrauwen keek ze de cursusleidster aan. ‘Kunnen we nu doorgaan?’ scheen haar blik te zeggen. Ik gluurde op mijn horloge, we waren al twintig minuten bezig, het schoot inderdaad niet op, zo. Maar dat vond ik ook weer niet erg, en dus besloot ik deze huisvrouw niet de leiding te laten nemen. Ik schraapte mijn moed bijeen en vroeg:
“Is je poes niet boos nu?”
“Wat!” blafte ze. Ze herpakte zich en gooide glimlachend het balletje naar mij. “Nee hoor, ze krijgt het vanavond weer terug. Jij mag beginnen!”
Ze dacht vast dat ze hier mij te pakken had, maar ik wist uit ervaring met eerdere groepsgesprekken dat degene die de spits afbijt zich er meestal makkelijk van af kon maken om vervolgens achteroverleunend de rest gade te slaan.
Ik ving het balletje op en zei: “Ik ben Timmerark, 45, woon alleen, heb een uitkering, van de Sociale Dienst, 25 jaar nu, maar een gouden horloge of zo, echt niet.”
Er werd niet gelachen. Misschien dacht men dat ik het meende. Dat is vaak mijn probleem, mijn humor wordt niet echt goed begrepen.
“Mijn hobby is lezen en ik rook.”
Uit zeven kelen klonk: “Ja, wanneer?” en zeven pakjes sigaretten en aanstekers werden uit zakken en tassen gehaald.
Ik keek op mijn horloge en vroeg: “Wanneer hebben we rookpauze?” Uit zeven kelen klonk: “Ja, wanneer?” en zeven pakjes sigaretten en aanstekers werden uit zakken en tassen gehaald. Een van de drie huisvrouwen wilde dit ook doen maar hield zich in toen de bazige van de drie haar bestraffend aankeek. Naomi, die de leiding tussen haar vingers vandaan voelde glippen keek op de klok aan de muur. “We zijn nog maar net begonnen” sprak ze zwakjes. “Niet als je de reistijd mee rekent” zei het meisje met de vriendelijke borstjes opvallend assertief.
“Inderdaad” viel Tessa haar bij. “Ik heb zelfs niet gerookt toen ik de parkeerautomaat zocht.” Ze stond op. Carolien volgde haar voorbeeld en daarna de rest, op de drie huisvrouwen na. Ik keek één van hen glimlachend aan, maar ze keek weg. Ze zat duidelijk onder de plak. Naomi ging zitten. Ze wist dat ze mee moest buigen. Om haar greep niet volkomen te verliezen gaf ze vinnig Evelien de opdracht de stiften uit haar bureaula te halen. Chantal, die een shagje stond te draaien stopte hier spijtig mee. Dit zou geen gemakkelijke avond worden. Buiten staken de vrouwen er samen een op en dit deden de Iraniër, de misantroop en ik ook. De misantroop pakte al snel zijn trillende telefoon uit zijn broekzak. “Ja. Natuurlijk ben ik er. Ja. Heel leuk.” Zijn vriendin, die hem controleerde, concludeerde ik.
“Waarom ben jij hier?” vroeg ik de Iraniër, voorzichtig, ik wilde niet gelijk zijn hele doopcel lichten.
“Sorry? I don’t speak Dutch.”
Dat meen je niet! Ik besloot mij van hem te distantiëren, voor je weet ben je de hele avond aan het tolken. Maar misschien was het een smoes. Binnen had ik niet de indruk gehad dat hij er niets van begreep. Het is wel altijd slim om je dommer voor te doen dan je bent, wanneer je een uitkering hebt, zoveel is zeker. Door het raam zag ik dat de drie huisvrouwen opgestaan waren en rondom Naomi geclusterd stonden. De middelste, ik besloot haar de Domina te noemen, voerde overduidelijk het woord. De misantroop knikte naar de vrouwen. “Er zit wel wat leuks bij, niet?”
“Ja, zeker.” beaamde ik. Ik deed een paar stappen in de richting van de vrouwen. De misantroop en de Iraniër volgden. De misantroop gooide zijn sigaret weg, en pakte een nieuwe.
“Heb je een vuurtje voor me?” vroeg hij aan Tessa. “Ik ben Jeroen, trouwens.” Tessa gaf hem vuur, de Iraniër en mij volkomen negerend. Jeroen inhaleerde diep. “Waarom ben jij hier?” Zoals altijd vonden de echte voorstelrondjes buiten de structuur van de cursus om.
“Ik ben hier om punten voor mijn MBO te halen.”
O, dacht ik, die was nieuw voor mij.
“Dat meen je niet?” Carolien gilde het uit. “Ik ook!”
“Hoe zit dat dan?” vroeg Jeroen.
Ik besloot het later wel te vernemen. De discussie binnen had mijn aandacht getrokken. Ik pakte mijn telefoon en deed of ik ging bellen, mijzelf van het groepje afzonderend. Niemand die op mij lette.
Toen ik naar het lokaal terugliep zag ik de Domina zwaaien met wilde armgebaren. Zo nu en dan stak ze haar vinger uit en wees ze naar buiten, of hield ze plots haar mond, heel even, om na het weerwoord van Naomi rood aangelopen verder te gaan. Ik liep snel langs het lokaal, zogenaamd om naar de toiletten te gaan, maar keerde stilletjes op mijn schreden terug en bleef achter de deur staan, uit het zicht.
“Ik ben hier niet voor mijzelf, dat zei ik al, ik ben hier voor haar en haar”
Ik nam aan dat ze op de vrouwen die naast haar hadden gezeten wees. Ze waren dus als trio gekomen. Ik werd steeds nieuwsgieriger.
“Hoe zij behandeld worden, dat is werkelijk een schande!”
“Ik hoop dat we iets voor jullie kunnen betekenen…” Naomi sprak zacht, ik moest mijn best doen haar te verstaan, waarschijnlijk was ze murw door het relaas van de Domina.
“Ik vind het een schande dat we hier tussen uitkeringstrekkers zitten. Die de hele dag maar in bed liggen en…”
“Nou ik vind niet dat u zo snel mag oordelen.”
“Kom nou toch. Die man die het balletje ving…”
Ah, ik dus.
“Ongeschoren en we zitten nog maar net en gelijk begint hij over een rookpauze. Ik vind het een schande! Vijfentwintig jaar een uitkering en hij lijkt er nog trots op ook!”
Nou, trots is een groot woord, dacht ik. Maar ik schaam mij er ook niet voor, trut. Iedereen kan werken maar niet iedereen kan van een uitkering genieten.
“Niet iedereen heeft hier een uitkering, geloof me…”
“Ach natuurlijk heeft hij een uitkering. En die…”
Ik weet zeker dat ze op haar tong beet en ‘die zwarten’ had willen zeggen, of buitenlanders.
“ … die aan de andere kant van de tafel, dat meisje dat over reistijd begon. Een schande! Wij werken hard voor ons geld en zij …”
Ze wees blijkbaar naar een van haar vriendinnen.
“ … en zij ook”
Naar allebei dus.
“Zij zijn onschuldig maar de verzekeringsarts, een man natuurlijk, die kiest de kant van hun baas. Gelukkig dat ik ze in de wachtkamer tegenkwam. Dode vogeltjes, schapen op weg naar de slachtbank dat waren het. Het is een schande!”
“In de wachtkamer van?” vroeg Naomi.
“Het UWV natuurlijk. We zaten daar al een uur te wachten, denk maar niet dat ze aan timemanagement doen, ja, naar hun zelf toe, maar niet naar ons, hardwerkende Nederlanders. We waren de enige daar!”
“Enige wat?”
“Nederlanders natuurlijk!”
“U zat in de wachtkamer van het UWV? Dus dan heeft u ook een uitkering.”
O, wat had ik graag haar gezicht gezien. Het was duidelijk dat ze op ontploffen stond.
“Dat is heel wat anders, de ziektewet. Je moet wel eerst werken om ziek te worden.”
Die zat, vond ik. 1-1. Ik keek op mijn horloge en hoopte dat iedereen buiten er nog één op stak. Ik moest pissen als het spreekwoordelijke paard maar besloot te blijven staan. Ik kon altijd nog tijdens de voortzetting opstaan, dat scheelde ook weer tijd.
“Maar waar bent u nu zo boos over?”
“Nou, dat is toch duidelijk? De zorgverzekering brengt 200 euro in rekening en die uitkeringstrekkers krijgen dit allemaal voor niets!”
“Nee hoor, ook zij moeten die eigen bijdrage betalen.”
Wat? Wat is dat voor een onzin. Ik wilde naar binnen stormen maar hield mij met moeite in. Dit kon toch niet waar zijn? Ik nam mij voor na afloop op Naomi toe te stappen en dit tot de bodem uit te laten zoeken. Dit land gaat naar de klote zo!
“Zij is schandalig door haar baas behandeld…”
“Honden hebben bazen.” zei Evelien of Chantal, ik kon ze nog niet uit elkaar houden.
Niemand sprak even. Ik nam mij voor mijn telefoon de volgende pauze op tafel te laten liggen, op opnemen. Dit was prachtig materiaal voor een boek.
“Zij is schandalig door haar baas behandeld” hernam de Domina het woord, Evelien of Chantal negerend. “Zij is…”
“Sorry” Naomi sprak harder nu, “ik vind dat dit niet de plaats is om dit te bespreken en bovendien denk ik dat zij best zelf haar verhaal kan vertellen. Toch? Hoe heet je?”
“Zij heet Klarina Staal. Was ze maar van staal, maar het arme kind…”
Kind? Ze waren geen van alle onder de veertig, boven de vijftig leek mij meer het geval.
“ … laat over zich heen lopen. En dus heeft ze zichzelf deze cursus aan laten praten te midden van mensen die nog nooit een poot hebben uitgestoken.”
Bazen, schapen, honden, poten. Het leek hier wel een dierenbende, van Martin Graus, of Dion, ik haal ze altijd door elkaar, wat niet aardig is voor die beste Martin.
“Nou” weer was het Evelien of Chantal die een poging deed mee te praten, “dan is ze hier precies op haar plaats.” Ik denk dat ze op het bord wees want ze somde op:
“7. verzoeken weigeren
8. kritiek geven
9. kritiek ontvangen”
Weer negeerde de Domina haar, wie het ook was die had gesproken.“Ik vind het een schande dat deze cursus niet gegeven wordt alleen aan mensen zoals ons.” Op dat moment kwamen Tessa en Carolien binnen. Ik had ze niet aan horen komen.“Wat bedoel je daarmee mens?” Ik denk dat het het licht gekleurde meisje was die dit vroeg.
De rest kwam nu ook naar binnen maar Tessa en Carolien versperden de ingang. Het meisje met de vriendelijke borstjes zag mij staan en trok haar wenkbrauwen op. Ik gaf haar een knipoog. Ze knipoogde terug. Hier zat muziek in. Na een desastreuze ervaring van een paar jaar geleden had ik mij voorgenomen niets meer te beginnen met een meisje die de helft zo oud was als ik, maar als ik mij altijd aan mijn eigen regels had gehouden dan stond ik hier nu niet.
Dit had ik nog nooit meegemaakt. Meestal begonnen de ruzies pas rond les 5: complimenten geven en ontvangen.
“Racist? Je weet waarschijnlijk niet eens hoe je het moet spellen, jij bent zo asociaal!”
“Ben jij een racist of zo?”
“Dames!” Naomi deed een poging het onvermijdelijke te voorkomen.
“Racist? Je weet waarschijnlijk niet eens hoe je het moet spellen, jij bent zo asociaal!”
Dat was niet de Domina of één van het trio van de organisatie. Was het Klarinda Staal? Het arme kind, het te slachten schaap?
“Je komt hier te laat en je verstoort de tafelschikking…”
De tafelschikking, wat denkt ze dat dit is? Een avondje in het paleis van Beatrix?
“Nou jij bent een lekker ding, ingezakte ouwe doos!”
“Oud? Ik ben niet oud en jij bent een del!”
19. Papier prikken, dat nooit
De cursus was afgelopen. Ik had toch maar mooi 60% van de lessen gevolgd. Wel was ik zogenaamd ziek weggegaan bij de laatste les. Ik had de limonade en chips en de uitreiking van het certificaat gelaten voor wat het was. Ik had een leuk cafeetje ontdekt om de hoek van het cursuslokaal vanwaar ik de deelnemers die met de tram waren gekomen kon zien vertrekken.
Als ik aangeschoten genoeg was, zo was mijn plan, dan zou ik het meisje met de vrolijke borstjes aanspreken.
Als ik aangeschoten genoeg was, zo was mijn plan, dan zou ik het meisje met de vrolijke borstjes aanspreken. Maar ik raakte aan de praat met de barman en een gokkast en verloor. De tijd en bijna al mijn geld. Dat was al weer enige tijd geleden, het gokvirus had ik een jaar of zo weten te ontduiken door de cafés te ontlopen. Zo simpel kan het soms zijn. Het zou een desastreus decennium inluiden, maar ik loop, nee, ren vooruit.
Wat ik verwacht had, gevreesd, maar ergens diep verstopt ook wel gehoopt, gebeurde al vrij snel. Er kwam weer een brief, nu van Maatwerk. Een huiveringwekkende naam. Werk op maat. Wie zou mij de maat gaan nemen?
Ze was buitenlands, ik dacht een Marokkaanse, maar in die tijd waren ze nog niet in grote getallen aanwezig noch in opspraak. De Surinamers en Antilianen en ook wel de Turken beheersten de Telegraaf. De VVD was altijd nog de juniorpartij en extreem rechts was nog niet salonfähig.
Een buitenlandse dus. Zij wees met een vingergebaartje naar de stoel tegenover de tafel waarachter zij zat. Een enorm computerscherm onttrok haar gezicht grotendeels uit mijn zicht.
“U, of mag ik je zeggen?” Ze vroeg het voor de vorm maar wachtte niet op antwoord. “Je wordt nu al weer een aantal jaren in leven gehouden door de maatschappij. Wat vind je daarvan?”
Ik had geen zin in een discussie, geen zin om haar tegen mij in het harnas te jagen en dus hield ik mij op de vlakte. Dit lukte niet lang en al snel hadden we onderkoelde ruzie.
“Wat zijn eigenlijk uw kwalificaties dat u mij de maat mag nemen?”
… als door een stilettohak gestoken beet zij mij toe: “Wat mijn kwalificaties zijn gaat je niet aan …
Ik vroeg het helemaal niet agressief maar zij begreep, besefte ik later, toen ik thuis op de bank het gesprek nog eens doornam, de link niet naar Maatwerk en als door een stilettohak gestoken beet zij mij toe:
“Wat mijn kwalificaties zijn gaat je niet aan, neem maar van mij aan dat ze voldoende zijn, beter dan de jouwe, als drop-out student.”
Dit zou niet makkelijk te repareren worden, bedacht ik mij, mijzelf licht vervloekend. Als ik wilde gaan werken dan moest het natuurlijk wel een makkelijk baantje zijn waar ik niet veel voor hoefde te doen. Na enige tijd zou ik de ziektewet ingaan, misschien zelfs wel de WAO en zo loskomen van de Sociale Dienst. Het zou niet een, twee, drie geregeld zijn en dus moest ik iedereen aan mijn kant krijgen. Slijmen dus.
“Ik bedoelde niet om ze in twijfel te trekken, ik wilde mij slechts vergewissen van uw kennis zodat ik daar optimaal…” – niet gebruik van maken zeggen, dat zou zij vast ook fout opvatten, nou, niet fout maar wel verkeerd…voor mij… – “uit kan putten om de juiste baan voor mij te vinden.”
Zij leek enigszins tevreden. Haar autoriteit bevestigd, voor nu. Ze wilde nonchalant achterover leunen maar flikkerde om. Woedend stond ze op. Mijn vijand voor eeuwig.
“Je bent niet alle cursusavonden opkomen dagen?”
“Wel waar.” Kijken of liegen hielp, of de communicatie goed of slecht was geweest tussen het cursusbureautje en de Sociale Dienst.
“Werkt u eigenlijk voor de Sociale Dienst?” vroeg ik haar terwijl zij driftig mijn dossier op orde probeerde te krijgen dat door haar val in een puinhoop was veranderd.
“Nee, Maatwerk.”
“Oh”. Ik besloot maar in de aanval te gaan. “Dat is toch een bedrijf om mensen aan het werk te zetten? Dus ze hebben u ook maar aan het werk gezet?”
“Ik kan het nu niet vinden maar ik meen gelezen te hebben dat u driekwart keer bent geweest, of zo, en dat is eigenlijk niet eens zo heel slecht maar niet goed genoeg. Heeft u zich al georiënteerd op welk werk Maatwerk te bieden heeft?”
“Nee” – stom – “Ik wist niet eens dat ik dat kon doen.”
“Dat is allemaal verteld bij de laatste cursusavond, na het uitreiken van de certificaten. Ik heb jullie dat toen allemaal uitgelegd. Maar u was er wel in het begin maar daarna ben ik u uit het oog verloren…klopt dit?”
“Ik was grieperig en ben vroeg weggegaan. Bovendien houd ik niet van drank dus kon ik wel weggaan, dacht ik.”
Ze trommelde met haar vingers op de tafel, een vrij mannelijk gebaar. Waarschijnlijk was ze pot.
“Discipline.”
“Pardon.”
“Discipline, dat is wat u nodig heeft. Werkritme. Heel belangrijk. Teamwork. U gaat maandag beginnen met papier prikken bij de Arena.”
“Discipline, dat is wat u nodig heeft. Werkritme. Heel belangrijk. Teamwork. U gaat maandag beginnen met papier prikken bij de Arena. U meldt zich om zeven uur in Watergraafsmeer om uw kleding op te halen en uw pas. U wordt samen met uw collega’s naar de werkplek vervoerd. Uw werk begint om acht uur.”
“U zei net zeven uur!”
“Nee, reistijd is uw eigen tijd.”
Je bent gek, wilde ik roepen, haar over de tafel heen sleurend maar ik keek haar slecht wezenloos en gebroken aan.
“Papier prikken? Ik heb een HAVO diploma en enige tijd HBO.”
“In uw dossier staat slechts dat u een MAVO diploma heeft, C niveau.”
“Dat heb ik ook, D niveau maar ook HAVO. Wat leer ik van papier prikken?”
“Discipline en collegialiteit.”
Het was woensdag. Nog lang geen maandag. Papier prikken, dat nooit.
Ik gaf haar geen hand toen ik wegging. Daar werd toen nog geen punt van gemaakt.

20. Ik had de juiste afslag genomen
Papier prikken! Ik had altijd schrijver willen worden, dus ik zag er de ironie wel van in. En het was niet eens alsof ik mij er boven verheven vond, nee, totaal niet. Papier prikken, het had wel iets zuivers. Je ziet een stukje papier, je prikt erin en ruimt het op.
Ik had vele schoonmaakbaantjes gehad. De meeste toen ik nog op school zat en de laatste toen ik al studeerde, of althans deed alsof. Ik heb gestofzuigd en dat sucks. Je zit de hele tijd te kloten met het snoer en je moet bukken en rechtovereind staan en je in allerlei bochten wringen. Als de kantoren gewoon leeg waren geweest, als een grasveld, en je kilometers, nou ja, honderd meter moest stofzuigen was het een nobel beroep, overzichtelijk, maar je moet je om de bureaus heen worstelen, tegen prullenbakken aanstotend, gruwend van hoe het er overdag uit zou zien. De kleinzieligheid van de witte-boordenarbeider.

Of wc’s poetsen. Ook daar keek ik niet op neer. De schieters en pissers waren tegen de tijd dat ik er kwam al een paar uur weg, hun geur ook. Toen ik later enige tijd tot het kantoorpersoneel behoorde, en mij iedere middag en avond moest bezatten om dat leven te kunnen doorstaan, kon ik overdag ruiken wanneer een medestander zich ontlast had. Rum-cola was het tegenovergestelde van een instinkertje. Heel soms werd ik door een whisky-cola op het verkeerde been gezet, maar bier, wijn … je kon het allemaal onderscheiden. Uiteraard kwam ik toen nooit op het damestoilet. Ik neem aan dat daar de wijn en de likeurtjes de overhand hadden, maar misschien zou de parfum en, wie zal het zeggen, de geur van bloed de alcohol overheersen.
Ik keek mijn vrouwelijke collega aan en koos voor de toiletten.
Bij het schoonmaken had ik daar geen last van. Maar eenmaal maakte ik een fout toen ik kon kiezen tussen stofzuigen en toiletten doen. Ik was een man en ouder, dus blijkbaar vond de voorvrouw dat ik als eerste mocht beslissen. Ik keek mijn vrouwelijke collega aan en koos voor de toiletten.
“Weet je het zeker?” vroeg de voorvrouw nog. “Het zijn er vier per blok en er zitten zes blokken op een afdeling en je moet twee afdelingen doen. En ook per twee blokken een invalidentoilet.”
“Hoeveel kamers zijn er om te stofzuigen?”
“Er zijn maar twee kamers per afdeling maar die zijn wel 60 vierkante meter.”
“Met veel bureaus?”
“Ja.”
“Ik doe de wc’s wel.”
“Wat jij wilt, ik zal ze je laten zien.”
Het was een kankerziekenhuis. Er werden alleen maar mensen met kanker behandeld. Er kwamen mensen langs terwijl ik aan het werk was, dat was even wennen. Nadat ik een paar wc’s had gedaan, vrij netjes voor kantoorstandaarden, nam de cheffin me mee naar mijn eerste wc.
“Je had toch schoonmaakervaring?”
Ik knikte.
Het zou mijn laatste schoonmaakbaantje zijn, op een paar dagen werken voor de Spaanse maffia na dan.
Ik had een middenhandsbotje in mijn rechterhand gebroken. Ik zou er maanden profijt van hebben.
Eigenlijk had ik die week met twee schoonmaakbaantjes begonnen; een vlak bij mijn huis en een verder weg, heel ver weg, eigenlijk te ver, buiten Amsterdam, in Noord. Ik kon daar komen wanneer ik wilde, maar nog voor ik daar ooit arriveerde viel ik met mijn fiets. Een tasje bleef tussen mijn voorwiel zitten en omdat ik een paar jaar walkman-verslaafd was hoorde ik het niet gebeuren en stond mijn fiets gewoon opeens stil. Ik had een middenhandsbotje in mijn rechterhand gebroken. Ik zou er maanden profijt van hebben.
Al toen ik nog bij mijn ouders woonde, was ik vaak ziek tijdens een vakantiebaantje, ik wilde nooit mijn hele vakantie opofferen aan het Groot Kapitaal. Ik woonde nu op mijzelf maar niet zo ver bij mijn ouders vandaan. De knakker van de ziektewet kwam op een brommertje langs. Ik denk dat hij de enige was in mijn buurt die de ziektemeldingen van vakantiewerkers deed. Hij liet niet blijken dat hij mij kende. Ik herkende hem wel. Hij was zo blij mij te zien, een jonge man met zijn hand in het gips dat hij zei:“Ah, kijk, eindelijk eens een duidelijke zaak!”
Dat raad je de koekoek, dacht ik, want ik had een plannetje bedacht.
Nadat hij de gegevens van mijn bijbaantje had opgeschreven wilde hij opstaan maar ik maande hem tot zitten.
“Er is nog iets” zei ik hem. Hij keek plots minder vrolijk.
“Ik was namelijk op weg naar mijn andere bijbaantje.”
“Nog een bijbaantje, en u zegt dat u studeerde?!”
“Jawel, maar niet alle studenten zijn luie zozoos.”
“Nou, daar weet ik niets van.”
“Nu wel. En ik heb uitgezocht dat de ziektewet ook voor dit laatste baantje moet betalen, omdat er maar een beperkt aantal tijd tussen het baantje waar ik vandaan kwam en het baantje waar ik op weg naar toe was.”
Letterlijk grommend ging hij aan de slag. Al met al duurde het bijna twee uur maar toen had je wel wat.
“Wat ga ik ontvangen?”
Dat wist hij niet precies maar het zou wel een leuk bedragje zijn, naast mijn studiefinanciering. Dat zou ik ook zeggen. Ik kreeg 600 gulden per maand, leende daar 350 of zo bij en ik zou er een maand of negen, geloof me, ik weet hoe je zaken kunt rekken, 115 gulden per week bij ontvangen. Ik was in één klap een van de rijkste studenten van Amsterdam. Een half jaar geleden thuis ontving ik nog 80 gulden zakgeld. Het baantje dat ik aannam om mijn huis uit te kunnen komen leverde ongeveer 1100 gulden per week op en nu kreeg ik maar liefst 1410 gulden per maand.
Het leven lachte mij toe. Ik had de juiste afslag genomen. Ik besloot echter dat dit studiejaar al verloren was en dat het tijd werd om of een boek te schrijven of om te feesten.
Het werd met moeite het laatste.
Dit is het feuilleton “Ik ben geboren met een burnout”. Dit zou weleens het laatste deel geweest kunnen zijn, maar zeker weten doe je dat nooit met deze auteur. Maar een mooi slot is het in feite wel. Open einde. Maar wel rond.
Auteur: Mark (v/h Timmerark)
Misschien kun je een lobby beginnen? Krijg je van mijn een lekkere tonic! Vis ik die Gin er wel uit.
Propria Cures heeft het al eens geprobeerd, niet gelukt.
Laat die tonic maar dan.
O. Maar ik heb naar aanleiding van een bericht eerder een kratje Tonic aangeschaft. Maar een paar maanden over de datum want ik dacht toen nog dat je ook van Gin hield (je hebt mij toen op het verkeerde been gezet, waarom eigenlijk?) en de alcohol zou de smaak wel maskeren.
Ik had het over Nikki French, die elke middag samen verder gaan aan hun verhaal, allebei met een glas gin-tonic in de hand. Aan de keukentafel.
Kan tonic over de datum zijn? Lijkt me eeuwig houdbaar.
Header image op verzoek van auteur aangepast. Enjoy!
Deel 18 op verzoek van de auteur heden voorzien van een layout, staat toch netter, niet dan?
Het is mooi APD, dank je.
Op naar deel 19!
Wat ben je toch een lief blauw, nou ja, harig balletje!
(Aap-Haar, voor je je het weer gaat af vragen…)
Het is voor de tweede keer dat ik over mijn boek droomde en jij er mee bezig was…beetje creepy vind je nie?
Dan moet je maar niet zo hard in je slaap praten.
Erg mooie lay-out. Wat een werk!
Het verhaal blijft boeien.
Mark, je verhaal is beter te volgen dan een groot deel van de reacties. Waar die allemaal over gaan, censuur en zo, voor mij onnavolgbaar & oninteressant.
Nu afwachten of de cursus nog iets oplevert. Zet de kafka-achtige werken voort.
Plopje, van mij zouden alle* reacties weggehaald mogen worden, onder het verhaal, maar dat zou geschiedenis vervalsing zijn.
*niet in het minst omdat ik wel eens uit mijn nek lulde.
Zo, daar istie weer. De beroemde Burnoutsage. We waren gestopt met een balletje, benieuwd waar de reis naartoe gaat. Hoppa!
Heel goed nieuws, Blank Vuil weer terug. Een dirty mind is a joy forever. Hopelijk is het nu wel een blijvertje.
Dat kunnen we alleen maar hopen. Een woordje dat verkeerd valt is bij deze auteur zoals we eerder zagen genoeg. Maar we zijn hier gekke Gerritje niet.
Ik vraag me wel eens af: wie is Gekke Gerritje eigenlijk wel?
Da’s niet zo moeilijk, Luvienna, dat was de vader van Johan van Oldenbarnevelt, die van die pleinen en straten.
Johan van Oldenbarnevelt werd in 1547 geboren in Amersfoort onder niet erg gunstige omstandigheden. Zijn vader, Gerrit Oudenbarnevelt, was een herenboer met een vulkanisch temperament en losse handjes. In de buurt genoot hij de bijnaam ‘gekke Gerritje’.
Aha, een historische figuur dus.
Maar dan is het ook niet meer nodig dat je meldt dat je gekke Gerritje niet bent. We weten nu wie het wel is. 😉
There will be other times, a lott like this, but they will be other times, so I am singing you this… Nat King Cole, one of THE best.
Ik gaf een Yank de sleutel tot dit Feuilletonnetje. Ik vroeg alleen niet om een bonnetje. Weet dus niet of hij mij nu ziet, als een nieuw zonnetje.
Jezus Marinade, no more rum in THE SUN.
Ik heb een voorgevoel dat hier binnen niet al te lange tijd – weekje? – een nieuwe aflevering bij komt. handen wrijf icoontje
Ssst, zonder enige ruchtbaarheid, stilletjes als een dief in de nacht, staat daar dan toch ineens weer dat prachtige verhaal op de site. Qua voorgevoel, eh, daar moet ik dus nog even aan werken 😀
Ik heb het nog eens overgekeken, leest lekker weg in dit lettertype.
Zo, en daar is potverdikkie een kakelvers hoofdstuk, deel 19! En wat voor een, onze held neemt ons opnieuw mee in zijn hoofd en naar een mevrouw achter een tafel met een computer. Hoe gaat dat aflopen? We gaan het in het volgende deel zien!
Papier prikken. Huiver…
Dank Bas, ziet er mooi uit!
PS
Snel heb ik weer een Naam en Gezicht. Nu nog even schrijver zonder naam.
Maar met een warm hart.
Tot snel dus.
O jee, Burnie, papier prikken! Ik kan me jou daarmee niet echt voorstellen. Tenzij je een vervelende collegaprikker of leuk collegaatje met die prikker te lijf gaat dan wel sjans mee zoekt.
Mooie start, ik ben benieuwd naar het vervolg. Fijn ook dat Burnout weer beschikbaar is!
Papier prikken, dat heb ik nooit gedaan, maar altijd willen doen. Vooral in zo’n plantsoen, tussen de rozen, met een oranje hesje aan. Maar nee, ik ben wat anders geworden. Zo gaat dat in het leven.
Klinkt inderdaad aanstekelijk, dat groepsgewijs papiertjes grijpen met een wonderlijk efficiënt grijpertje. Na afloop samenzang rondom een kampvuurtje, waar de kartonnen bekers wijn rondgaan en leeg achter de rododendrons worden gesodemieterd. Goed voor de volgende maand.
Wat doe je met niet-papieren rommel?
Ja, nu je het zegt, HR, ik heb weleens op een perron een oud mannetje gezien met zo’n grijpertje, en verdomd als het niet waar is, maar hij pakte daar een sigarettenpeukje mee op. Net zo makkelijk! Man man man, wat zou ik dat graag kunnen en doen, veel doen, totdat ik moe maar voldaan naar huis zou gaan, met het gevoel dat ik wat bereikt had die dag. Maar nee, ik maak een blog en schrijf tweets.
En wat je na enige oefening nog meer zou kunnen grijpen, daar in die bosjes, daar wil ik niet aan denken. Truus verblijft misschien wel daarom zo langdurig in die bosjes, het kan nog komen, denkt het mensje, maar elke zondag weer is er geen vrijwilliger die het ook maar probeert.
Ieder heeft zijn eigen ervaring en interpretatie.
Eenmaal mocht ik met een vriendin meelopen, als schoonmaakster in een zwembad.
Met prikker, sleepzak en handschoenen trokken we ’s avonds over de speelweiden. De gezinnen en jongelui die er nog zaten trokken zich weinig van ons aan, ze gooiden de rotzooi gewoon voor onze voeten neer; ze zàgen ons niet eens en dat was misschien het meest beledigende. Grote pitten (perziken, pruimen), blikjes, en onduidelijke viezigheden dienden we met de hand op te rapen, ook dat nog.
Mijn idealistische idee van eerlijke arbeid was finaal naar de knoppen, ik snapte niet dat er geen vuilmagneet voor werd uitvonden.
Nooit meer, beloofde ik mezelf.
@Bassie 2e alinea 😮😆
Ontluisterend, Bertie. 😟
In de zeventig met een stoma! Voor die dames is het grijpertje nu juist een uitkomst. Toe, doe haar dat pleziertje.
Na ettelijke pogingen boven vernederingen te staan gaf ik de moed op.
Ik laat het aan dapperder mensen over.
Nou, het is zeer verheffend. En daar zwoeg je dan al die minuten op, om reacties als deze op te roepen.
Ga zo maar naar de Griek. We gingen heel vaak naar de Griek toen iedereen dankzij de NL politiek zo een hekel aan de Grieken had. Maar om nu naar een Turk te gaan… De enige Turk in de buurt die ik ken; voor de deur is een paar jaar geleden nog een Turk, hoe toepasselijk, dood geschoten. Was een bobo van een voetbalclub. Amateur. Turks, ja, nu je het zegt. Ze hebben er ook buikdanseressen en het is vlak bij de Praxis en het Crematorium. Allemaal handig maar nee.
Grieks dus.
Zonder Ouzo, al is die gratis daar.
Smakelijk! Zelve ga ik zelden meer naar Turk, Griek of Joegoslaaf.
Afhaal, en geen vlees. Wel nog garnalen (en spinazie en kaas).
O, jee. Ik heb per ongeluk met mijn dikke vingers mijzelf geliked. Wat zal men nu niet denken, van moi?
😁😁
Jezelf liken is niks mis mee, tenzij je een calvinist of grefo bent.
Vandaag bijna nieuwe arts herontmoet nadat hij, zo zag het er uit van ons perspectief, een lekkere co een kontje had gegeven, zij kreeg haar jas met moeite aan en bij binnenkomst deed hij nog snel het raam dicht (voor zweetgeur) en al die 20 minuten geen klant binnen geweest. Mooi toch. Misschien zijn ze wel getrouwd.
Thuis e.e.a. Gegoocheld: arts komt uit een grote artsen familie. Een huisarts en een oudere broer die, zo las ik een quote uit een interview, heel graag zijn best bleef doen veel gevoel in de vagina te leggen. Bij transgenders was de man een held. Leek de oudere broer van mijn arts die het gewoon bij met een co probeerde. Ach, de een zijn hobby is de ander zijn carrière. Was allemaal zeer boeiend en burn-out waardige shit. (Burn-out dat, zoals iedereen misschien wel weet eigenlijk Blank Vuil heet maar om de een of andere reden wordt de wens der auteur onder tafel geveegd, dat kan nog, zonder contract en zonder bestseller cijfers). Komt allemaal later goed.
Welterusten mocht er nog iemand ook wakker zijn en hier langs komen.
Om een eventuele zweetgeur te maskeren doe je toch juist het raam dicht, niet open? Enfin, fantaseren is gezond en houdt het brein soepel.
Dat snap ik niet Bas. Als je zweet open je toch het raam als je het wilt laten ontvluchten? En als je patiënt binnenkomt moet je het al dicht gedaan hebben, maar dat was ie vergeten. Hoe dan ook. Ik belast niemand, het was een heel mooie meid en hij trouwens een mooie arts. Heb je daar wat aan, als patiënt? Nee, maar hopelijk doet het ook geen kwaad.
Ja maar je schreef dat hij het dicht deed (voor zweetgeur). Enfin, het is me nu duidelijk. Maar ook dat dicht doen is niet zo logisch. Laat het raam nog liever even open voor het beste resultaat zou ik zeggen. Maar ik heb dit nooit zelf bij de hand gehad.
Over geuren gesproken, ik ruik dat er een nieuw deel (nr. 20) zit aan te komen. Wanneer? Een dezer dagen, maar zeker voor het einde van deze mooie meimaand. Verkneukel je ermaar vast op. Het is een mooi deeltje. Hoe ik dat weet? Heb het al gelezen. Ja, dan hadden jullie ook maar blogbaas moeten worden. Wij hebben zo onze priviliges.
Mot nabij Monaco
P. en ik waren met InterRail op reis. Wat was dat? In 1988 kon je voor 400 gulden een maand met de trein door Europa, mits je jonger dan 25 was. Geweldig. Je nam een trein, vulde je vertrekpunt in, vroeg aan de conducteur waar zijn trein zoal heen ging en koos daar een voorlopig eindpunt uit, pende dit in het boekje en klaar was je.
We hadden veel meer geld dan tijd. P. had een vakantiebaan, de sukkel, en moest op een bepaalde datum echt terug zijn; ik had twee ziektewetuitkeringen, was ingewikkeld geweest om te regelen maar dan had je wel wat. Naast mijn studiefinanciering kreeg ik ongeveer 150 gulden per week erbij. Een godsvermogen. Zeker in Portugal of Turkije, een van de twee zou ons einddoel zijn.
Op het CS stelden we de beslissing uit en kozen voor een rechtstreekse reis naar Wenen.
Uiteindelijk zouden we in elf dagen dit parcours afleggen:
Amsterdam Wenen. Wenen Porto, slapen in treinen, Porto Parijs (mijn echtgenote even gedag zeggen) Parijs Londen (even mijn eerste ex gedag zeggen) en Londen Maastricht Amsterdam.
Vind je het gek dat we mot kregen. In een lege trein, langs de kust van Zuid Frankrijk. We zaten al uren niet meer naast elkaar. Af en toe zag je een strandbal boven de duinen omhoog komen, je hoorde gelach en de zee maar je zag niets. We waren zonder te stoppen door Monaco gereden, waarschijnlijk waren we toch niet uitgestapt, we hadden immers een afspraak in Parijs. Opeens bleek de trein wel erg lang stil te staan maar wij behielden radiostilte alsof we een kabinet aan het onderhandelen waren.
Plots, langzaam, schokkend vervolgde de trein zijn weg. “Waar zouden we zijn”, vroeg iemand aan de ander, trots inslikkend.
“Na Monaco, voor Nice, denk ik.” Antwoordde een ander. We zwegen weer, maar de oorlog was voorbij. Waar was die over begonnen? Te lang samen zijn en een oneven aantal meisjes om te verdelen, of zo iets doms.
De trein stopte zoals dronkelappen achterover vallen wanneer ze achterover vallen. We deden een deur open. Iemand begon te schreeuwen, in het Frans. Wat wij, P. een informatica student en ik een Anglofiel, niet erg machtig waren. Het zag er naar uit dat we op een rangeer terrein stonden. Eerst was ik bang. Angst maakt meestal het beste in mij los. Ik begon de machinist, de schreeuwer, vriendelijk in het Nederlands een mop te vertellen en zelf hard te lachen waarop P. meedeed. De machinist snapte er niets van maar vond ons lachen aanstekelijk en met een Allez, nam hij ons mee de cockpit in en langzaam maar als een vorst bracht hij ons terug naar de stad. We waren veel verder dan we dachten, Bordeaux. Klonk goed. Mot was over. Tijd voor wijn.
Het is altijd wijntijd.
Eh dat kan zo zijn Bertie maar het is niet altijd drinkwijntijd.
Het is toch zoals het is, is het niet? Dit is een harde, zwarte zin voor veel mensen die gestopt zijn met roken.
En het gaat toch om je inborst en niet om je neptieten? Welnu, ik geef het voorlopig op. Dus juist niet, ik ga schrijven, titbits en pamfletten en ook mooie zaken als foto’s, filmpjes en kutten, nee katten. Op dit blog, ik geloof het heet bornwithaburnout. Als je wil, check het even uit. Dan kan ik hier leuke en lieve stukjes achterlaten en kan ik daar niet nalaten langere stukjes te doen, sexy en wel.
Als het zo is kom gerust langs maar verwacht niet te snel veel (goeds) en Burn-out (BlankVuil) blijft zolang de draden positief zijn en geen kluwen worden HIER TE LEZEN. WAAR HET GEBOREN WERD, OP HET WEB DAN. HET WWW.
NU ZELF O, sorry, vapslock, kijken of mijn blog bestaat.
Mooi verhaal, goed verteld!
Ja, schrijven kan hij als geen ander!
En zojuist is het allerlaatste deel gepubliceerd. Hoofdstuk 20, hij nam de juiste afslag. En zo is het. Mooi verhaal. Klap klap klap ….
Heel mooi en fijn, al zijn ogen niet 100% nu en het licht ook niet.
Toch. Toeval bestaat niet. Ik wilde beginnen met schrijven, van boek twee, en jij plaatst het einde van boek 1 dat moest zo zijn.
Net als dat het nig steeds staat, Apie Bas, redigeren aan een zwembad op Jamaica op kosten van de Arbeiderspers. Af en toe een vrouw laten binnenvliegen, voor expertise, pawi, Luv, Bertie, Indra… onze vrouwen zijn er al, uiteraard, in het hotel waar ik ook af en toe slaap, wanneer wij tijdelijk door de rum verbaal slaags geworden zijn en we de rukflessen, stuk gegooid, moeten ontwijken wat we doen, want we zitten in een flow. Memorabele momenten, zal het boek heten dat jij hierover schrijft en waar wij, volgens de Boulevard Press jaren lang gebrouieerd zijn, wat alleen maar goed is voor de losse verkoop.
Wel tetrusten en bedankt weer voor nu. Ik sta bij u in het virtuele krijt.
M
PS
Ik vind het laatst aangebodene geloof ik niet mijn beste stukjes. Maar het is te vers, ik kan het niet objectief lezen, nu zie ik slechts en alleen alles wat ik slecht vind. Dus dat leest niet fijn. Dan eet ik liever een Hollandse nieuwe. Misschien met Bas. Leunend, voorzichtig, tegen zijn Alpha, als het boek eenmaal uit is, en we hopen op recensies die we dan de volgende dag kunnen gebruiken voor vis. Ik weet eigenlijk niet of jij een kat met kattenbak hebt, Bas, wellicht niet, met jouw reizend bestaan. Wij hebben poezen maar zij doen het buiten, in de moestuintjes van de buren. Zoveel mogelijk in de nacht, dat hebben ze nu wel geleerd. Jezus, ik moet nu echt gaan douchen en fietsen anders is de dag om voordat ik om ben.
Bwabo, ik zie dat je m’n advies van enige tijd geleden ter harte het genomen; fietsen.
Eindelijk es iemand die naar me luistert 🙂
Ik vind het wel een goed stukje, bwabo (goeie shortcut van Ilona), ik zie het gewoon voor me, of ik naar een film, van de klein-of grootkunstacademie. Snel meer, graag.
Ik vind het 20e deel een mooi stukkie. Je zou niet zeggen dat de auteur dezelfde is als degene die hier de reactievelden vult. Qua zinsopbouw en spelling.
Zou dat misschien komen door een redactieslagje? ’t Is maar een idee.
Niet perse Luv, in het midden van alles wel, maar de laatste tijd was e.e.a. wel goed en af, toch B?
Bwabo klinkt ok.
Bwabo hangt klanktechnisch dicht tegen Brabo, maar is prima.
Ja zag er allemaal prima uit. Overigens heeft elke auteur, groot en klein, bij zijn uitgeverij een redacteur. Ook mensen als Van Dis. Wie wat precies doet, daar wordt niet over gepraat. Het is een samenspel. Creativiteit, genialiteit en foutloos Nederlands schrijven gaat niet altijd helemaal samen en hoeft dat ook niet. Het ene is kunst, het andere is een vak.
Goed verhaal, mot nabij monaco, en goeie titel ook. Het leven van een ritselaar gaat over rozen.
Ik wil graag een redacteur en die keren dat jij die rol vervulde deed je dit perfect. Niet alleen om foutjes te ontdekken maar ook gewoon om soms twijfel te uiten en zo. Nooit Geen klachten gehad.
Bij Bwabo, Luv, zie ik een oudere piraat die aan de bar van een café in New York hangt en jonge en onschuldige toeristen beschermt tegen de kwade krachten van de grote stad. Of zo iets. Geen Brabander met een matje en een Opel.
Ja bwabo, dat is ook precies zoals ik je voor me zie. Die eerste beschrijving bedoel ik je, niet die tweede.
Leuk Luvienna. Vind je niet dat Bwabo met een hoofdletter moet?
Kleine details.
Aha. De zomer is bijna voorbij. Volgend jaar hoop ik dan iets universitairs aan te vangen en twee cursussen afgerond te hebben. Dit jaar EHBO en begin volgend jaar wil ik een hoge opleiding tot thuisklusser begonnen te zijn, klussen 1.01 a 449 euro. Jeetje, das best wel veel als ik er nu over nadenk.
EHBO is ‘gratis’ dat valt binnen mijn verzekering. Heel goed. Ze gaan veel meer doen. Goed doen. Hoop ik.
En ik ben vannacht begonnen aan een eerste arm van Burn-out zoals een rivier armen kan hebben, snap je?
Groetjes, ik word zo de tuin uitgewaaid. En heb beloofd geen lange stukken te schrijven hier. Mijzelfbeloofd. Heel erg moeilijk. Msschn mt ht mr z bnnkrt, wt dnk jj?
PS
Ik zweer dat ik de namen en accounts niet zelf uitkies, het is mij iedere keer een verassing, maar oplossingen naken.
Ik heb ‘bwabo’ met een kleine letter gedaan omdat ‘bornwithaburnout’ ook met een kleine letter begint; logisch he? Maar ik wil best wel een grotere ervoor plakken, hoor. Geen lange stukken is prima, maar voor mij dan liever iets minder zinnen dan minder letters in woorden.
Klussen 1.01 a 449 euro, jeetje! Zou dat ook kunnen met schrijven, denk je?
Schreef ik hfdstk 1 tm 8 in een werkweek van 05:15 tot 07:00, dat was toen en nu is nu.
Eerst doen we oude nieuwe laptop aan, zo rond 21:15. Klopt, batterij op. Dus we doen de stekker erin, gekocht voor 89 en de batterij was kaduuk. Hier niet mee schrijven aan de kust van een zwembad.
Dan inloggen. Oude gebruikers zijn ervan af gehaald en we werken in of met Linux. Het laatste klopt het eerste niet dus soms moet ik mij hard soms zacht ontdoen van Monique, Bartje en XXXXXX, die XXXXXX vertrouw ik niet zo maar in het algemeen lukt het me om snel zonder sorrow of langzaam met veel gevloek en uiteindelijk geluk in te loggen.
Dan open ik de stukken Burn-out, nee Burnout of Blank-Vuil waar ik aan wil werken. Aan wil plakken, uitverkiezen of wat dan ook en ga Ik van de keuken naar de tuin. Iets drinken, melk, water, soms een colaatje, als er niemand kijkt.
O, dit wordt te lang. Aan het eind van het geschrijf stop ik de nieuwe tekst in de map: troep. Sluit alles af en ga toch met een voldaan gevoel naar bed. Veel troep is beter dan heel weinig niets. En ga ik dromen over succes en hoe daar te komen.
Uitverkiezen moet zijn uitverdiepen.
Genoteerd.
‘Dromen over succes’.
Mooie bezigheid maar dat wakker worden 😑
Soms is het zelfs fijn, om gehaat te zijn.
Soms vinden mensen het fijn om te denken dat ze gehaat of geminacht worden. Soms hengelen ze bij iedereen of ze wel leuk genoeg gevonden worden. Het is een eigen klein wereldje waarin ze nog best gelukkig kunnen zijn.
Goedemorgen maandag en Bas en fans, van Bas. Ik ben blij dat mijn verhaaltje hier nog mag blijven staan en ik vind dan ook wel dat ik hopelijk niet zonder de sneren onder mijn reet vandaan getrokken te voelen, doet pijn dat kan ik verzekeren, dat ik hier zo nu en dan iets kan plaatsen. Zeker ook omdat ik hard werk aan een vervolg. Vervolgen zelfs. En, mits kwalitatief goed wil je dit hier vast publiceren. Ik heb begrepen dat van iedere tien zinnen er zo een beetje zes zinnen fouten bevatten. Altijd leuk zo een uitgever die zijn vertrouwelijke rol serieus neemt. Het geeft niet. Ik neem aan dat bij FSR er geen enkel foutje gecorrigeerd behoefde te worden, het lijkt mij dat wakker blijven tijdens het bewerken een groter probleempje was.
Je hebt twee manieren van aanleveren, ik heb, de laatste afleveringen geloof ik, soms iets gemaild zonder fouten en dan zat er een rustgevende engel op mijn schouder. Soms was alles erg rommelig, spelfouten, schrijffouten en zelfs (het ergste vind ik) stijl en denkfouten zaten om voorrang te vechten, dat was ik in een klote periode, pijn en nijpende eetstoornissen om maar wat te noemen, en een vechtscheiding bij de bovenburen die gepaard ging met een luid geschreeuw in een taal die wij helaas niet eigen waren dus geen inspiratie.
Wat een focking lange inleiding om te schrijven dat blijkbaar veel mensen de drempel van het betreden van een privé blog te hoog vonden, wat het niet is. Een e-mailadres verzinnen. Ik zat net in de tuin en had allemaal heel mooie oneliners om te schrijven over de grenswachten van WordPress maar nu op het toilet zijn ze als sneeuw voor het urinoir.
Hoe dan ook, niet dat er al heel veel te lezen is, er wordt nog heel hard gewerkt waardoor het zo enorm oneerlijk, nee, foutwoord, enorm jammer is dat de keuze die Ik in 2016 moest maken een foute bleek, de zorgverzekering dekt veel in Rotterdam en weinig in Amsterdam. Ik weet nog niet of ik dit moeder Mathilde ga vertellen.
De vijftig jaar van mijn leventje heb ik alle ellende zelf gedragen. Ook de haat van misschien onder normale omstandigheden een te dragen rechter die zelfs blijft spelen alsof het nog steeds leuk is terwijl er ook een tijd is voor normaal doen. Bas en Waterhoofd too.
Dat was het, kom eens lang allemaal, liefst niet nu maar over het weekeind heen. Dan zul je misschien nieuwe flarden geweldigs horen. Of zien. Wie weet? Mijn YOGA Meesteres haalt mij regelmatig uit de knoop en kietelt mijn ego dan. En dan…ja, dat is privé.
Gemoed en gemist nix.
Nou, echt gelouterd heeft de afwezigheid je niet. Je komt snerend binnen en gaat snerend weg. Nergens voor nodig, mijn beste. Je bewering dat ik gezegd zou hebben dat 6 van de 10 zinnen van je burnoutconcept fouten zouden bevatten komt me niet bekend voor. Lijkt me niet dat ik dat gezegd heb. Graag een link om mijn verbaasde ongelijk te bewijzen.
Inderdaad zijn en blijven je verhalen en reacties welkom, hoezeer je je ook probeert in te beelden dat dit niet zo is. En haat komt hier al helemaal niet voor. Je neemt het allemaal nog altijd een tikkie te persoonlijk en serieus, zo is mijn indruk. Succes ermee. Na 50 jaar komt er wellicht ooit een dag dat je gaat relativeren en de reacties van anderen – jouw onbekende anderen – niet zo nodig hebt voor je geluk.
Wat een sneu stukje staat er op je nieuwe blog over “Bas van Vuuren” die een uitnodiging geweigerd zou hebben en zelfs “flat out” gegaan zou zijn, kennelijk geobsedeerd door jou ( 😀 ) … Kom je daar reclame voor maken hier? Man man man 🤣
Mag dit weg sneue aap!
Ik ga verder lekker reageren hier. Zo maar, vanaf de pot. Out of the blue. Kan me niet schelen waar het over gaat. Nergens. Sneue types op een mevrouw of twee, drie na. En een enkel mannetje. O wat zijn ze leuk…hahaha. Geef mij Riverside maar.
Je klinkt gespannen. Reageren vanaf de pot, out of the blue en zonder dat het je kan schelen waarover het gaat doe je al. Het staat je vrij, dat reageren vanaf de pot, maar toch wil ik het liever niet weten. neus dichtknijpt 😃
Dus: je stuurt je tekst en ApieDapie nu genaamd Bas van Vuren plaatst deze en nooit mag je als schrijver deze weg wensen?
Waarom ook niet!
Wedereis: ik plaats mijn tekst, verlang geen opmaak, geen plaatjes, zeker geen waar dank voor geschreven moet, mag, kan worden. Nee, de tekst, daar gaat het om.
Ik zorg dat de tekst goed is, er niemand opgeroepen wordt om vermoord te worden en dat is het.
PUNT.
Hoeft niet hoor. Dan niet, zeggen we bij ons op het schoolplein.
Ik hoor, lees het wel. Een keer.
Groet!
Stuur maar hoor. Zomaar plaatsen doen we echter nooit. We bekijken het, en als het aan de torenhoge kwaliteitseisen van het blog voldoet, dan plaatsen we het met gepaste layout. Dit is geen Facebook. Wegwensen mag en als daar andere redenen voor zijn dan pesten en sarren, dan wordt het welwillend bezien
Nee, opsturen en aan hoge verwachtingen voldoen (doe ik) dat was eenmaal toen, beste Apie Bas.
Apie Bas, ik heb lange tijd geworsteld hoe ik met jouw ombouw om moest gaan, het mijn voorganger en zo is wel een beetje kinderachtig bevonden, sorry.
op Stuur maar hoor, van twee dagen geleden
En plaatjes erbij zoeken zou ik zelf kunnen, maar is in wezen overbodig, mijn tekst moet genoeg zijn. Awel, mijn harige, eenmalige po e zie kommaraat van het gedicht in tien delen (hoe heet dat forum ook al weer?), dan plaats ik graag met jouw welbevinden een link onder mijn verhaal op jouw blog naar mijn blog alwaar mijn verhaal daar dan zal verder verhalen.
No hard feelings, there are only soft ones.
Timpie, ik heb geen idee wat je hier wilt zeggen. Er zit vermoedelijk erwtensoep in je toetsenbord. Maar ik vind het goed.
Lang worstelen hoe je met mijn ombouw moest omgaan? Man man. Waar iemand al mee kan worstelen. Ik heb de site overgenomen van mijn voorganger. Duh. Verder niks. Ga zelf eens tellen hoeveel sites en hoeveel namen jij de afgelopen vijf jaar al hebt gehad. Heeft niemand mee geworsteld, als ik het goed heb. Websites en blogs worden gelanceerd, en ze verdwijnen weer. Worstelen hoort daar niet bij, hooguit van de blogeigenaar zelf. Je hebt zelf nogal het een en het ander verloren laten gaan. Verhalen, foto’s, reacties, hopla, in ene keer de stekker eruit.
Maar welkom in bloggersland. Daar zijn net zoals in de echte wereld mensen aan het werk. Daar kun je mee communiceren, vriendje worden, of het tegenovergestelde, of elkaar negeren. Net als in een winkelstraat. Geen wederzijdse verplichtingen, en graag geen wederzijdse verwachtingen. We zijn geen familie. We zijn niet met elkaar getrouwd. We zijn geen collega’s. We hebben niks meer met elkaar dan wat we hier doen: op het internet een beetje tegen elkaar aan zeuren.
Het is hier een blog, geen Facebook, je bent hier te gast. Ik ben geen uitgever die zoveel mogelijk content wil hebben en dat met zoveel mogelijk clicks en ads te gelde wil maken. Het is een hobbyblog, puur en alleen voor het plezier van degenen die er plezier aan willen beleven. Als je hier wilt plaatsen, en niet op je eigen blog of elders, dan betekent dat natuurlijk dat je aan de kwaliteitseisen van hiero moet voldoen. Net zoals je niet van een uitgever kunt eisen dat hij jouw verhaal als een boek uitbrengt, of Jinek dat ze jou in de uitzending moet hebben, geldt dat hier ook. Net zoals je niet van een voorbijrijdende automobilist kunt eisen dat je met hem mee mag rijden.
Erg? Neen. Want je kunt er ook niet voor kiezen om je dingetje hier te doen, en gewoon en met even goede vriendengevoelens whatever je maar wilt plaatsen op je eigen site of op dumpert.nl of waar dan ook zetten. Het internet is zo oneindig groot. Je kunt het allemaal overal kwijt. En als je het op WordPress doet nog bijna gratis ook.
Een link plaatsen hier of elders in het wekelijkse intro naar leuke nieuwe content op je eigen blog of elders, is zoals altijd, welkom. We ontdekken graag nieuwe schrijvers of nieuwe blogs van ouwe schrijvers. En we houden van je en willen blijven weten hoe het met je gaat.
Dank je, ik heb het niet allemaal kunnen lezen, nog niet, maar de reactie kwam binnen op de pad toen ik las: Bas Timmer ontwerpt voor de daklozen in de kou
Nou! Dat zijn wij!
Goed he! Die arme daklozen. Helaas hebben wij onze hondje al na acht dagen moeten retourneren. Te pijnlijk om te detailleerde details te onthullen momenteel, tranen en zo.
Ik hou ook wel eens een flink beetje van jou hoor!
Erwtensoep? Toetsenbord?
Nee lieverd, echt niet hoor!
Mag ik je een stukje welgemeend advies geven?
Neem niet alles zo serieus! Zeker niet van mij…;)
Aan de andere kant Apie Bas, Bas Dapie, ach, schat is ook goed, het is toch leuk, goed, fijn dat ik je serieus neem? Over ombouwen? En meer natuurlijk. En wat schijf je nou? Je wilt jou toch niet vergelijken met mij…kom op, niet slijmend of met valse bescheidenheid veinzend: jouw blog is een oase van rust en tranquility vergeleken met mijn ballonnetjes.
Moet nu rennen, inderdaad, naar het toilet, tot strakjes.
Hond
Ik plaats dit maar hier omdat anders de intro draad op zondag gelijk zo vol geplempt is door mij, en op de tablet lijken de bijdragen helemaal lang.
We hebben dus acht dagen een Amerikaanse Stafford Terriër bezeten en vrees niet, hij leeft nog maar niet meer bij ons. Om de dikke week tussen Hemel en Hel goed te beschrijven zou ik minimaal een kort verhaal moeten benutten. Vroeger vond ik een kort verhaal 20 pagina`s lang, nu met en op het internet, blogs, Faceboef en Twitter kan het allemaal korter maar ik niet.
Misschien is het, bedenk ik mij spontaan een minuut of tien geleden tijdens de afwas*, een goed idee dit verhaal op mijn eigen internet blog te schrijven. Hoef ik niet alles eerst helemaal uit te werken. Als het af is kan ik het altijd nog hier of daar, in de breedte genomen, aanbieden.
Op Twitter, ik aarzel nog mijn account naam hier te publiceren, heb ik wel al veel geplaatst met foto’s en video’s maar dat is/was allemaal in het Engels, geen probleem natuurlijk voor de (zeker niet) lui hier; veel heb ik uiteraard al weer verwijderd. Dat komt omdat ik een yank of twintig kond heb gedaan van onze langlevende wens voor een hond, een koninkrijk voor een hond, een hond voor buiten maar ook voor diep van binnen, voor hotels en ziekenhuis, nee, als ziekenhuis vervanger. Een ‘service Dog’ noemen ze daar een hulphond. De hond zou middels school en trainingen hulp kunnen bieden tegen, met name, mijn partner haar geheugenverlies en depressies, aankomen waaien na haar drie hersen CVA’s.
En voor, tegen mijn diabetes zou nog meer lopen dan ik nu al doe uiteraard ook helpen.
We hebben gisteren onze nieuwe hond ontmoet, een wereld van verschil (clue de AmStaff was meer aangedaan door de verwaarlozing in zijn zeer prille jeugd en voor normale (ziek) mensen een nog grotere uitdaging dan dit ras altijd al is (wisten wij te weinig)), voor de vorm hebben we deze zondag bedenktijd gevraagd, maar we hadden zo een uitgebreide sjeklist (waar Robin compleet niet aan voldeed, soit) dat het allemaal draaide en draait, niet altijd?, om gevoel, gevoel en gevoel en wat ongevoeligheid voor trends en alliteraties.
Dus, over de acht dagen en de elf jaar daar aan voorafgaand, kun je lezen op mijn blog TimmerArkTwo maar doe het maar niet want ik hou helemaal niet van onaangekondigd en wellicht onaangepast bezoek.
Trouwens, had ik al gezegd dat het goed gaat? Gezondheidtechnisch gaat het beter dan ik mij ooit op dit blog heb gevoeld. Maar ik moet niet van de hoge toren blaffen.
Zoals onze grote leider zei, toen hij stemmen nodig had:
Toedeledokie!
Maar nu weten we nog altijd niet wat er met die hond aan de hand was. Hield hij niet van jullie? Was hij aan de diarree? Beet hij katten dood? Wilde hij in bed tussen jullie inliggen? Trok hij te hard tijdens het uitlaten? Vrat hij de oren van jullie kop?
Ja.
Ok. Beetje meer. Antwoorden:
Nee. Ja, eerste avond en nacht. Niet dood maar in tegenstelling tot info kon hij niet samen met ze.
Hij lag in bed ipv bench.
Ik heb nieuwe spieren en spierpijn inderdaad. Nee, poezen zijn veel duurder.
Om katten en honden aan elkaar te laten wennen heb je veel geduld nodig en meer dan acht dagen. Hoppa, hondje bevalt niet, werkt niet zoals in de handleiding beschreven, wegdoen dan maar. Op naar de volgende. Arme dieren.
Wat een kortzichtige reactie weer. Had ik meer kunnen verwachten? Heb je gelezen wat ik allemaal heb geschreven? Staat daar dat de hond terug moest VANWEGE de reactie op de poezen en de poezen alleen? Die we wel al 10 jaar hebben en dus leidend zijn in een moeilijke beslissing.
Ga jij eens oefenen in menselijk reageren je aap zijn zit misschien nog in de weg.
Man wat een misselijkmakende insinuatie op deze verder prachtige zondagochtend. Je ziet ik trek mijn lange tenen snel terug hoef ik niet over mijn nek te gaan. Jammer wel dat ik nutteloos antwoord gaf.
Heb een prettige dag verder honden en katten expert.
He, mijn hele reactie niet aangekomen? Was ook wel een beetje bozig. Van ApieDapie geleerd. Zelf kroop ik altijd terug in mijn schulp wanneer ik van deze of gene, maar meestal deze, een schrobbering kreeg.
Dacht ik
verdomd toetsenbord, kan de dubbele puntjes even niet vinden, geeft niet
maakt ook niet uit
Dacht ik dus, ik kom later wel terug, zij die mij kennen, van mij houden, willen knuffelen en eren, zij weten vast wat mij raakt en al het andere is humbug.
Zoals ik al in mijn niet aangekomen reactie schreef
Waar staat dat we de hond zo maar hebben weggedaan? Alleen om de katten?
Onzin natuurlijk maar dat geeft niets. Wij weten hoe het is gegaan, wat er is gebeurd, waarom wij vandaag een andere hond mogen ophalen (in de regels van DOA staat dat wanneer je een dier terugbrengt je je geld kwijt bent en verder moet eten wat de pot schaft).
Wel jammer zo een reactie. En dan heb ik ook nog de pech dat ik vergeten ben op reactie plaatsen te drukken, of eigenlijk ook weer niet. Teveel emoties. Ik ben dus blij. Jippie!!!
Ik ben een Okie from the Darkie, O yes I am
An Okie from the Darkie…lalala, lalala!
Er is geen reactie binnengekomen, Timmerark. Misschien maar goed, je klinkt weer eens bozig. Neem het eens wat lichter, is mijn vriendelijke advies. Dit medium beoogt niet om een precies beeld van jouw leven te beschrijven, laat staan de wereld daar een oordeel over te laten vormen. Veel plezier met de nieuwe hond. Tip: zoek een ras dat niet bekend staat om zijn agressie, angst, op- of doorgefoktheid. Gewoon een gezellige lobbes met hangoren en droefogen. Of een klein niet-keffend kuttenlikkerdje. Laat, welk hondje het ook maar wordt, niet op de bank of het bed liggen. De mand is de plaats voor meneer de Hond, wordt hijzelf ook rustiger van. In de natuur weleens een wolf in een boom gezien? Nou dan.
Niemand geeft je hier overigens schrobberingen.
Man man, die reactie is toch nog boven water gekomen. Helaas. Zie hierboven, 10 maart 9h34. Mijn moderatiefilter had er 24 uur voor nodig om te bepalen wat hier mee aan te vangen.
“Kortzichtig”, “aap”, “misselijk makende insinuatie”, “over zijn nek gaan” … lang geleden dat we dit soort taal op dit blog moesten lezen. De vorige keer was het meen ik … ook van deze reageerder. Tja, fijn hoor dat hij weer terug is. Je vraagt je in gemoede af wat dit soort mensen toch bezielt, al die woede, al dat gescheld, altijd maar weer de ruzie proberen te vinden. ’t Zal hen wel energie of een raar soort van eigenwaarde geven. Ik weet het niet. In het offline leven loop ik er in ieder geval met een grote boog omheen en heb ik er dus geen last van.
Ik citeer voor de overbodigheid, want hij snapt het niet, nog maar weer eens zijn eigen woorden (die hij nota bene aan mij meende te moeten mee te geven):
“Mag ik je een stukje welgemeend advies geven?
Neem niet alles zo serieus! Zeker niet van mij…;) “
Zelf staat hij gespannen als een snaar en oh wee, als hij ook maar een lettertje, een kommaatje, een toontje ontwaart dat op kritiek zou kunnen lijken. Deze tenen zijn zolang dat ze een paar slagen om de wereldbol passen. 😀
Ik reed vandaag bij achterop een busje met achterop heel groot BAS en het & teken en een 🔜nee een rode➡️maar zonder soon. Had het minder gestormd had ik wel willen zien waar de pijl heen wees.
Vanmorgen mijn eerste nieuws post geblogt. Speciaal voor de lieve Bas Community.
TimmerArkTwo WordPress en zo. O, schrobberingen zijnde heel persoonlijk natuurlijk Bas. En kunnen ook louterend werken. Klare Taal werkt louterend op mij. Positief. Al de eerste dag na de publicatie van het eerste deel van “ik ben blank vuil”. Waar ik nooit minder dankbaar, blij, gelouterd over zal zijn.
Mijn digitaal debuut, min of meer. Meer of meerder. Ik ben moe.
De loze gebaren laat ik verder achter wegen die misschien wel op de snelweg uit kunnen komen en ik weet, jij, Bassie dit soort slap geschrijf kan je niet zo bekoren. Je hebt gelijk. Ik kap nu meteen.
Spannend, heb je een linkje paraat naar je nieuwe blog?
Goed, dan googelen we even en komen uit op https://timmerarktwo.wordpress.com/
Dit zie je dan:
… gaan, Ark, het is allemaal futiel…, O, ben ik in beeld? Sorry!
Ik heb wel een dilemma aangaande mijn Blank Vuil verhaaltje.
Zal ik verder gaan met autobiografisch materiaal, hier en daar misschien een penseelstreekje of een flits om een en ander in een duidelijker licht te krijgen. Of ga ik helemaal op de fantasiefiets?
Het eerste fragment is mijn waarheid, het tweede compleet uit de duim gezogen, de plaats, context en doel. Ik heb wel communicatie bijeenkomsten gehad en motivatie cursussen, daar kon ik uit putten om een slingertje en een kleurig knipwerk tevoorschijn te toveren, om daar de achtergrond mee op te vrolijken.
Mijn Waarheid:
Mijn vader was een fervente amateurfotograaf en met mij begon de kleur. Alle babyfoto´s voor mij waren zwart-wit. Mijn blanke reet is de eerste die pontificaal in kleur werd vastgelegd terwijl deze werd geveegd, lachende mensen eromheen. Hebben meer gezinnen deze anale fixatie? Is dit een typisch jaren vijftig slash zestig ding?
Het verwarrende was dat op vele foto’s het uitzicht uit de woonkamer verschilde met de werkelijkheid. Op de foto’s lag het land braak. In het echt was er in de jaren die ik nodig had om de foto’s te ontdekken alweer een straat bijgebouwd. De tuinsteden groeiden gelijk met mij op. De foto’s waren het enige tastbare dat hij had achtergelaten.
Mijn Duim:
Ik zat schuin tegenover een donker meisje, ze leek me heel jong, een jaar of achttien, met vriendelijke borstjes.
Ik zag een aantal mensen mijn opgetrokken wenkbrauw beantwoorden. Rechts van mij zaten drie neurotisch huisvrouwen, gegroepeerd als een clusterbom. Zij hadden zich al In de wachtruimte voorgesteld. Het is ongelooflijk hoeveel mensen zich in een situatie als deze – als ze zenuwachtig en nerveus zijn – bloot geven. Ik dacht nog: bewaar het voor de introductieronde. Het deel van de bijeenkomst waar ik zelf altijd als een berg tegenop zag. Binnen vijf minuten waren ze op eerste- naambasis, wisten ze van elkaar wie gescheiden was en wie nog niet, hadden ze hun Iphone tevoorschijn gehaald om foto’s van kinderen en huisdieren – echt ik verzin dit niet – aan elkaar te tonen. Hoe betalen mensen die dure telefoons toch allemaal? Waarschijnlijk door zich flink in de schulden te steken, of hun man dat te laten doen.
Naast het donkere meisje zat een Turk of Marokkaan. Dat dacht ik tenminste, maar het zou een Iraniër blijken, en naast hem zat een oudere Surinaamse vrouw.
Ik zal op mijn blog het hele Blank Vuil verhaal uit elkaar rukken! Al het een en al het ander achter elkaar. Kan ik er nog altijd twee boekjes van maken.
Vuile handen wil ik er wel voor maken.
Heb je een voorkeur? Meldt het hier, bij mij of via timmerarktwo@gmail.com
Bedankt alvast, ook heel erg voor de ruimte, tijd en dimensies die niemand anders kent dan jezelf, zuster en broeder.
Geen voorkeur. Je rukt maar hoor. Fantasie en waarheid zichtbaar scheiden, dat doet een echte schrijver eigenlijk niet. Just saying of course.
Goed dat jij dat allemaal maar weet hoor!
Een echte schrijver zelfs. Heb je daar over gelezen?
Misschien had ik moeten zeggen dat ik graag de mening wil van het publiek at large, just saying.
Niet de mening van het facilitair management.
Of course! Grote weter van ons.
Waar zouden we allemaal zijn zonder jou, zonder jouw kennis en kennisoverdracht, echt.
Je klinkt gespannen 😂🤣😅
Correctie. Ik ben gespannen. En spannend💪🏼🤜🏻✊🏻🤞🏼🤙🏻🙏🏿
Kun je nu weer even liefde aan je overige bezoekers geven, ik heb het nogal druk met de nieuwe, vernielzuchtige pup, koken en nieuws over forum der fascisten ontlopen.
Voor ik de builenpest van de Minerva’s oploop.
Inderdaad, wat Joke zegt: “Ik ben heel benieuwd naar het vervolg van Blank Vuil, al was het alleen maar omdat dit eerste deel aan mijn aandacht is ontsnapt en ik dat binnenkort ga lezen. 933 (!) reacties onder een enkele blogpost, mijn hemel dan ben je toch bezig om een hele grote te worden, dunkt me.” En nu zijn het er 934. Nog groter.
Als ik straks voorgoed in slaap dan is het wel een geruststelling dat ik niet langer overal aan deel hoef te nemen, en ook nog meestal tevergeefs. Bij een kassa beleefd ben tegen iemand die over mijn hoofd heen spreekt over zaken waar ik geen begrip voor heb, omdat mijn privilege door mijn enorme buik wordt overschaduwd. Dat er zoveel niet meer hoeft, ook dingen die niet hoeven hoeven niet. Rekeningen niet meer betaald, boodschappen niet langer in het mandje uit het mandje in de tas uit de tas in de kast uit de kast en de prullenbak of het toilet in.
Wedden dat ik wakker word?
Ik zou graag opnieuw willen beginnen. Eigenlijk zou ik dus niet moeten schrijven:
Ik zou graag opnieuw willen beginnen.
Ik moet dus eigenlijk niet met ik beginnen. Want
Anders denkt men
of
Men denkt anders
Maar ik wil graag opnieuw beginnen en dus kan of doe ik dat niet. Kunnen of doen? Alle mogelijkheden die kunnen, spelen zich af in mijn hoofd. Maar, dan denk ik natuurlijk, ja, ja, dat denkt hij, of zegt hij, zeggen of denken zij, want zo lijkt hij slim en intelligent.
Daar doet hij het juist om, of niet.
Weet je, stik erin, als het zo moet dan begin ik wel niet opnieuw.
Maar ik wil zo graag opnieuw beginnen. Maar ik ben echt bang dat deze en gene mij voor schut zal zetten, in de maling zal nemen, belachelijk zou maken. Want dat deed ik zelf ook altijd. En dat spijt mij nu. Het is allemaal begonnen in de herfst van 1984.
Niks mis met opnieuw beginnen. Als je het oude maar intact laat. Bouw er op voort. Bouw het uit. Haal het onderuit desnoods. Maar laat het staan.
Toch hoop ik stiekum op een 21e deel. Dan kan die toiletpot tenminste weg!
Ook bij herlezen blijft het een heel apart verhaal. Heb je weleens met verhalen. Dat ze blijven boeien.