Onze reporter liep op de nieuwsjaarsborrel een bijzondere gast tegen het lijf: JANdeWIT, de onsympathieke founding father van drasties. Hij stemde toe in een exclusief interview, dat hieronder integraal wordt weergegeven. Drasties gaat een mooi jaar tegemoet, zoveel wordt wel duidelijk. Veel blijft ook in het ongewisse. Maar dat vinden we niet erg.
Drasties – private chatroom, 9 januari – “Jan”, steekt Apiedapie meteen van wal, “vertel eens wat over je jeugd? Hoe was het bij de DeWitjes thuis? Heb je altijd in Eindhoven gewoond?”
“Laten we het niet over Eindhoven hebben”, zegt Jan met een frons. “Ik kom uit Cuyk en ik weet nog goed hoe verloren ik me in de grote stad voelde. Het is ondanks die zogenaamde Brabantse gezelligheid een kille bedoening. Als er in de bus wel eens iemand naar je kijkt dan blijkt het altijd een bejaarde of een gek te zijn.”
Toch heeft Jan aan zijn studententijd goede herinneringen. Als rank gebouwd, intelligent en sociaal voelend jongmens lag hij goed bij zijn mede-studenten. Hij lacht het bescheiden weg en vertelt dat het zeker niet vanzelf ging.
“Ik droeg al op jonge leeftijd een bril, min negen. Dat heeft mijn puberteit overschaduwd. Ik vond mezelf lelijk met die dikke glazen. Ik had alleen mijn humor als wapen. Maar zelfs als de meisjes me dan wilden, dan kon ik het niet geloven en bleef ik de komiek spelen. Echt zoenen kwam er dus nooit van”
Lelijke eendje
Het lelijke eendje werd een aantrekkelijke jongen toen hij op zijn zeventiende contactlenzen kreeg. Dat was een tamelijk schokkende ervaring. Dan zie je hoe belangrijk uiterlijk is. Voor het eerst lachte het meisje van de bakker tegen hem.
“Toen gingen ze me eigenlijk weer overschatten”, zegt hij, “alsof ik een soort van held was. Je weet gewoon niet hoe je op mensen overkomt. Iedereen speelt een rol, bewust of onbewust. Het is als bij drasties. Je ziet niet alles wat er achter de toetsen schuilt. Zo was het toen ook. Ik kwam bijvoorbeeld op een sportschool. Daar had je van die stoere gasten, klerenkasten, spieren, hard kreunen, je kent het wel. Ik keek tegen ze op. Maar als je ze dan in de kleedkamer hoorde, dan bleken ze te stotteren.”
Hij buigt zich vertrouwelijk naar Apie toe. “Alles in het leven is toch schijn? Kijk nou in Woensel-West, het Baekelandplein. Voor mij de eerste kennismaking met betaalde liefde. Daar kon je zogenaamd het hoogste geluk bereiken. De mooiste vrouwen lagen daar klaar. Ik ben dus een keer zo’n droompaleisje binnengestapt. Pure nieuwsgierigheid. Apie, die vrouw die was zo verschrikkelijk lelijk! Ik wilde gelijk weer weg. Jekkes, als ik er nog aan denk hoe ze zich begon uit te kleden … Ik stond daar maar. Ik wilde haar niet kwetsen. Maar ze was zo ongelooflijk lelijk. Ik heb 25 gulden op de wastafel gelegd en ben weggerend.”
Geinen en flirten
Apie wil nu graag tot de kern van het interview doordringen: de mens achter drasties, de beweegredenen van JdW. Waren deze ervaringen de aanleiding om een website voor Nederlanders en de wereld op te bouwen? Een lekker kletsforum, waar je kunt geinen en flirten, maar waar je ook serieus je hoofd kunt schudden over dingen die gebeuren? Een virtuele bruine kroeg? Een sportschool waar watjes hun spieren kunnen laten zien? Een poppenkast voor plezier en illusies?
Zoals altijd heeft Apie weer zo’n ontspannen sfeer opgebouwd dat zijn gesprekspartner helemaal vergeten is dat hij in een interview zit.
Jan kijkt dromerig voor zich uit. “Och, lieve Apie”, zucht hij, “ik heb ook nog in Doornakkers gewoond, nu zo’n zogenaamde ‘prachtwijk’. Ik keek uit op een onduidelijk rommelterreintje. Daar woonde een zogenaamd asociaal gezin, in een soort van woonwagen. Pa, ma, een stel oudere kinderen, wat snotneuzen, honden, alles liep er. Nog net geen kippen, anders was het helemaal Roemenië geweest. Maar hoe gek het misschien ook klinkt: ze hadden het naar hun zin. Ze liepen in feite altijd te lachen en te stralen. Ze maakten zo’n blije indruk, zelfs als ze tegen elkaar liepen te schelden. Ik had er zo tussen willen springen. Lekker mee doen. Ouwehoeren. Mekaar stompen. Schoppen. Omhelzen. Onzin vertellen. Lachen. Huilen. Schreeuwen. Zoenen. Wie zegt dat zij de asocialen zijn? Misschien zijn wij het wel! We moeten gewoon veel meer van elkaar genieten op deze wereld. Zonder remmingen. Dat is drasties!”