Kale vloer naast de Brinta (433)

Over ikjes en een lekker ding op een bruggetje

Een zeurend jongetje. Een euforische massa met bierblikjes. Komt een vrouw bij de dokter. Een lommerrijk park in Den Haag. Een fietser zonder wieltjes. En twee kindervoeten onder een struik. Daar ging het vorige week over in de ikjesrubriek van de NRC. Lees hier wat het ikjespanel ervan vond. Zoveel nieuw literair voer verschijnt er vandaag niet, nu alle schrijvers en schrijveressen hun roes liggen uit te slapen en zich daarna weer gaan insmeren met aftersun. Ik niet. Ik ken mijn plicht. Ik geef jullie waar jullie recht op hebben en blij van worden: het maandagse weekoverzicht (v/h intro):

Lees verder “Kale vloer naast de Brinta (433)”

Die tieten herken ik (294)

Het was de week van de krantenbezorgers. Ze mochten allemaal van de NRC een herinnering insturen, een anekdote, een ikje. Nou, zijn wij me daar even blij dat ze normaliter buiten op de fiets rondrijden en niet achter hun schrijfcomputer zitten! Ze kunnen het gewoonweg niet. Schrijven. Niet leuk gezegd, en een beetje veralgemeniserend en stigmatiserend, maar man man man, wat een lagere-schoolopstellen verschenen er in de krant van vorige week.

Moet je nou eens proberen. Fluiten.

Wim Koster had het over een “mooie najaarsdag in september 1970”. Ik bedoel maar, dat is veel te lang geleden! Wat was dat dan, zo’n mooie najaarsdag? Nu is dat een dag met verzengende temperaturen van over de 30 graden. De dompies zijn daar blij mee. Mooie nazomer zeggen ze dan, terwijl de klimaatverandering eraan komt donderen. Maar wat was dat dan in 1970? Een mooie najaarsdag? Dat zegt Wim dus niet. Hij is fluitend op weg naar het Amstelstation. Dat kon toen nog. Moet je nou eens proberen. Fluiten. Je wordt gelijk ingerekend door de #metoo-politie.

Krantenbezorgers, let op u saeck

Verder gebeurde er weinig in zijn ikje. Ja, de fusie van de Nieuwe Rotterdamse Courant en het Algemeen Handelsblad was vijftig jaar geleden een feit, maar dat wisten we al. Zelve voegde hij daar niks aan toe.

Lees verder “Die tieten herken ik (294)”