Het Laatste Eindoordeel van De Schrijvende Rechter

Het was vandaag haar sterfdag. De ouwe rechter zat op het terras. Hij had kromgetrokken vingers. Een vermoeid gelaat. De stok, waarmee hij vroeger zulke ferme tikken kon uitdelen, stond naast hem tegen de stoel.

Zijn tachtig jaar oude kniebroekje had hij vanochtend voorzichtig uit de doos gehaald. Het was niet veel meer: geroeste gespjes met wat flarden textiel.

Hij was vijf jaar oud toen hij gele bloempjes voor zijn moeder had willen plukken, te ver vooroverboog en pardoes in de sloot belandde. Moeder had hem toen gered, het eendenkroos uit zijn haar gewassen en hem van top tot teen schoongeboend. Het voorval was hem zijn hele leven bijgebleven. Het plotse wankelen. Het koude water. Het niet kunnen ademen. De snelle reddende handen. En de rit naar huis, kletsnat, bij moeder achterop de fiets, nagejoeld door de dorpsjeugd.

En nu zat hij daar dan. Zoals elk jaar. Hij had de resten van het broekje eerbiedig voor zich op het tafeltje gelegd. Hij wist wat er komen zou en wachtte.

Lees verder “Het Laatste Eindoordeel van De Schrijvende Rechter”

Apiedapie drinkt espresso met Ernest van der Kwast

“Ik houd niet van koffie”, zegt de columnist en gooit het kopje in een beweging leeg. Waar hij wel van houdt? Masala chai. “Maar daar krijg je de tongen niet mee los”.

Van der Kwast zegt zich niets aan te trekken van de kritiek op zijn nieuwe columns op de site van de NRC. « Stelletje randdebielen die reagluurders, ik schrijf ze stuk voor stuk kapot ». Hij zegt het met een ontwapenende glimlach. Dat hij één cent krijgt per bezoeker doet hem niet zo veel. “Ik geef het allemaal weg aan goede doelen: mijn vriendin, een broertje, en de hond krijgt tegenwoordig wat vaker vlees”. Dat de negatieve commentaren de boventoon voeren is de schuld van de NRC. In het begin schreven kennissen, familie, vrienden en Ernest zelf de lovende commentaren, maar die IP-adressen worden nu volgens Van der Kwast geblokkeerd. Flauw, als het waar is.

Tja, soms zijn stukjes gewoon mooier als er mensen klappen, zegt hij. Toch ineens verlegen. Leuke vent eigenlijk. Hij vertrouwt me toe dat hij schrijft omdat hij geen vrouw kan vinden die hem gelukkig kan maken. Hij is nog altijd niet gelukkig. We knabbelen genoeglijk aan een koekje, en weten verder niets meer te zeggen. Als ik jou was, dan had ik nu weer een paar centen verdiend, lach ik. Maar dat vindt hij niet grappig.