We kuierden verder. Onze neuzen vulden zich met onbestemde geuren, zowel lekkere als onvoorstelbaar vieze. Om ons heen ging het leven zijn gang. Mensen riepen. Mensen lachten. Mensen staarden. Het was alsof er hier nooit iets was gebeurd. En al gauw voelde ik me toch geborgen. Op straat ging je op in de massa. Zeker in India.
We liepen te slenteren. Zonder doel. Zonder iets te zoeken. Zonder iets te willen. We waren aan het ‘zijn’. Hand in hand mag in India niet. Maar het was voor de goede toeschouwer niet moeilijk om te zien dat hier twee mensen liepen die voor elkaar bestemd waren.
Hier en daar hielden we de pas in om naar een snuisterijtje te kijken. Olifantjes, buddhabeeldjes, posters op de grond uitgespreid. Plaatjes van Bollywoodsterren. Schelle kleuren. De prachtigste vrouwen, haarscherp opgemaakt. Maar kuis. Niet teveel naakt. Geen sex. Dat is in India iets voor binnenshuis, in de intimiteit, en uitgevoerd met aandacht en toewijding.
Een nors kijkende man zat in een soort van koek&zopie-kraam. Tot de nok toe afgeladen met frisdranken, chips en ander spul. Het deed me nog het meest denken aan een oerversie van het internetcafé. Je kon bij de man bellen met een ouderwetse draadtelefoon – er stonden er vier op de toonbank – en tijdens het bellen kon je een blikje cola drinken. Prachtig business plan. Ooit. Maar nu op het punt van omvallen. Ook in India rukken de mobieltjes op. En ik begreep waarom de man niet reageerde op mijn joviale ‘namaskar’.
We werden staande gehouden. Voor ons stond een man met een rond en niet onvriendelijk gezicht. Hoe hadden we kunnen vermoeden dat we beter hadden kunnen doorlopen …
Maar we stonden stil. De man lachte een setje parelwitte tanden bloot. Hij haalde met een geheimzinnig gezicht een supergrote ballon vanachter zijn rug vandaan. Maatje skippybal. Hij hield hem voor zijn middel en sloeg erop.
“Strong”, riep hij, “Super strong, look!”
Apart. Zo groot had je ze in Europa niet. Leuk voor feestjes en partijtjes. Puur voor de lol wilde ik er best wel één hebben. Ik vroeg naar de prijs. Je moest er gelijk tien kopen. Tien voor 1000 rupees. Hm, moest dat nou? Maar per stuk ging het niet.
De verkoper hield met een uitnodigend maar ook sluw gezicht het plastic zakje met de kleurige ballonnen omhoog.
“Je hoeft ze alleen nog maar op te blazen”, grapte hij, “de lucht doe ik er gratis bij!”
Hij keek scherp van mijn vriendin naar mij, en van mij naar mijn vriendin. Een Westerling met een Indiase, dat is altijd interessant.
Ik bood 200 rupees en het onderhandelingsspel begon. De handelaar was weerbarstiger dan gedacht en alle zeilen moesten worden bijgezet. Weglopen, schouderophalen, ongeloof, verontwaardiging, alles moest uit de kast. Uiteindelijk werden we het eens over 450 rupees.
Ik betaalde en de man gaf me het zakje. Ik keek hem met respect aan en zei: “Thank you, my friend. Good price for me. Good price for you. Have a good evening”.
Maar de man was nog sneller weg dan hij was opgedoemd.
Deel 8 van dit vervolgverhaal staat hier, en deel 10 hier. Alle fotootjes zelf gemaakt.
Ook op drasties gepubliceerd. Heel anders en met minder foto’s.