Het plotselinge overlijden van onze buurman, een krasse zestiger, was voor mijn zoon van elf de eerste kennismaking met de dood. Hij leerde wat het betekent als iemand er definitief niet meer is.
Ik vertelde hem ook over begraven, en wat er met het lijk gebeurt. Het langzaam verteren in de grond, het ‘van as tot as’.
Een paar maanden na de begrafenis zagen we in de stad een man lopen die erg op de buurman leek. Zelfde houding, zelfde kleding.
“Kijk, pa”, wees mijn zoon, “die man lijkt precies op de buurman”. En hij voegde er snel aan toe: “Toen hij nog leefde natuurlijk”.
Met dank aan Ad Hok en De Schrijvende Rechter voor hun commentaar op een eerder verschenen versie op drasties.