
Onze reageerders, dat is inmiddels wijd en zijd bekend, oordelen hier elke dag over de ikjes uit de NRC en soms in hun enthousiasme in één moeite door over de ikjesauteurs (m/v). Die oordelen zijn soms niet mals. Maar ze zijn zelden persoonlijk of beledigend. Dat is wel zo fijn. Want ikjesauteurs schrijven niet expres slechte ikjes. Ze doen dat uit domheid, onbegrip of onvermogen, en daar kunnen ze niks aan doen. Erger zou het zijn als ze expres slechte ikjes zouden schrijven. Om ons te jennen. Maar daar zijn geen aanwijzingen voor. Luiheid lijkt soms wel voor te komen, maar dat zien we door de vingers. Want lui zijn we allemaal weleens. Lees verder “Het was een mooie dag vandaag (134)”

Ikjes zijn rare dingen. Het zijn lezersanekdotes, maar zo’n anekdote moet wel aanspreken. En wat de een aanspreekt, daar moet de ander van gapen. De NRC-ikjesredaktie bedient beide doelgroepen. Neem nou zo’n standaardgrapje van ene Michiel, die een lang verloren kennis begroet met „Nee maar, jij hier. Ben je het zelf of ben je je zus?” Bettina Buissink, die de uitspraak zo opmerkelijk vond dat ze het naar de krant stuurde, sprong een gat in de lucht, trakteerde familie en collega’s op gebak met slagroom, want ze stond in de NRC. Gedrukt nog wel.
Er is iets gebeurd! Wat? Iets gevaarlijks. Waar? Ergens in de Randstad. Zijn er gewonden? Daarover berichten we later. Is het een aanslag? Valt nog niets over te zeggen. Is er iets meer bekend? Op dit moment nog niet. Is het wel nieuws dan? Jazeker, een flard, maar het is nieuws.
In 1918 had de komst van de gevluchte Duitse kroonprins Wilhelm de genenpool tijdelijk verrijkt, maar eenmaal afgesneden van de zee hernam het door inteelt ingezette verval van de dorpelingen onmiskenbaar zijn loop. De lange, slungelige armen stonden naar de netten en het zeilgetouw, maar waren ongeschikt voor de bollen, laat staan dat ze gedienstig konden zijn in een stoomfabriek. Wieringen was verzand geraakt in de nieuwe tijd.
“Ik ben er uit”, schreef ons aandachtsorgeltje Timmerark. “Na lang wikken en wegen, totdat ik wist, het gaat niet om wat je weet maar om wat je voelt. Ik ben geen schrijver. Ik hoef niet te schrijven. De kwaliteit van mijn leven hangt niet af van het schrijven van een bestseller of niet. Wat een rust. Ik stop er dus mee … want de dingen die ongezegd blijven spreken voor zich (…) Bedankt A. Dapie voor het geboden platform! (…) Bedankt Luvienna, Pawi en Indra! Ik heb jullie in mijn hart gesloten (…) Bedankt Kees. Ik blijf je volgen en lezen (…) Bedankt DSR, voor het tegengeluid (…) Heer Rozenwater! Jij ook nog bedankt! Het was nota bene jouw verhaal wat
mij destijds aan Apiedapie deed vragen of hij interesse had in Blank Vuil …” We maken het Afscheid van een Groot Schrijver mee, dat zien jullie wel. En inderdaad, het laatste zinnetje van zijn feuilleton –
