In Mumbai leerde ik mijn levensles (13, slot)

Heel langzaam voelde ik weer dat er een wereld was. Ik werd wakker. Hoe laat het was wist ik niet. En dat wilde ik ook niet weten. Ik bleef stil liggen. En voelde een loomheid die best weleens Geluk zou kunnen zijn. Volkomen ontspannen. Rustig. Blij. Tevreden.

(Dit is een vervolgverhaal. De vorige aflevering staat hier)

Een flinterdun lakentje bedekte mijn naakte lijf. De airconditioning ronkte. Wat een nacht! Ik kon alleen maar dommig grijnzen. Een lang weekend Mumbai. Het leek een belachelijk idee. Maar het was op een life-changing event uitgedraaid.

Goed en kwaad, zo wist ik nu, zijn overal. Groot en klein. Het zit in iedereen. Wat je ermee doet, bepaal jezelf. Je kunt het kwaad proberen te begrijpen. Maar daarmee komt het bij je binnen. Met de angst. Of je kunt het observeren en gewoon erkennen dat het er is. En dan je eigen leven leiden. Wel alert zijn, maar niet bang. En zorgen dat je zelf, in je eigen kleine wereldje, in ieder geval het goede doet.

Ik had verbondenheid gevoeld. Ervaren hoe het is om met andere mensen te zijn. Ook al ken je ze niet. Je verbonden weten door gedeelde waarden als respect, fatsoen, liefde, normaliteit, en weten dat die bij de grote meerderheid horen.

Ik had ook weer eens, en het was niet de eerste keer, gemerkt hoe gemakkelijk ik me uit het veld kon laten slaan door vervelende gebeurtenissen. Agressie van anderen. Egoïsme. En weer had ik het allemaal veel te diep naar binnen laten gaan. Bijna had ik weer eens ervaren dat je je leven helemaal zelf kapot kunt maken door een te snelle reactie. Eén keer wegstampen bij je geliefde. Eén verkeerde email. Eén verkeerd woord, één verkeerde grap. Als je pech hebt, dan kan het voorbij zijn. Onherstelbaar.

Ik had de vrouw van mijn dromen ontmoet, en ik was gewoon bij haar weggelopen, vanwege niets, vanwege wat ballonnetjes. Waarmee zij niet eens iets te maken had! Als ze me niet – opnieuw – was gevolgd, dan zou ik haar verloren zijn. Voorgoed. Ze had zomaar uit mijn leven verdwenen kunnen zijn.

Slechtheid moet je niet willen begrijpen, want als het je lukt, dan word je zelf slecht, in ieder geval ga je er een stapje dichter naar toe. Het hertje moet alert zijn en weglopen als het nodig is. Dat is alles. En dan weer dooreten.

Oh, wat een nacht. Ja, ik had dus ook nog eens de vrouw van mijn dromen ontmoet!!! En … ze wilde een kind van me! Hoe vreemd het ook klinkt. We kenden elkaar nog maar 24 uur. Het was een heel sterk gevoel, zei ze, en ze had me met haar donkere ogen zo diep aangekeken dat ik er duizelig van werd. Yeah!!! En we leefden nog lang en gelukkig …

Ik draaide me zacht knorrend om en tastte naar haar heerlijke warme zachte lichaam.

Maar ze was weg. Ik lag alleen op het queensize bed. Ik keek op mijn nachtkastje. Mijn horloge was weg. Mijn gouden kettinkje. Mijn portemonnee, paspoort, camera, laptop … alles. Zelfs de luxe zeep- en shampooflaconnetjes uit de badkamer waren verdwenen. Het lege rieten mandje lag op zijn kop. Het deurtje van de mini-bar stond open. Leeg. Nog geen Beefeater had ze me gelaten. De TV was er nog, maar de afstandsbediening was ook weg. Alles!

“Strong! Super strong. Look!” galmde het in mijn hoofd.

De ballonnetjes had ze laten liggen.

Zucht, wat een roteinde. Het vorige deel (12) staat hier. En dit is dus het slot. 😦 Op drasties liep het beter af. Maar hier moet de waarheid regeren. Hoe triest ook. The End dus.

In Mumbai sloeg ik door en stampte weg (11)

Met een glimlach haalde ik mijn zakje ballonnen tevoorschijn. Ik viste er een mooie gele uit. Geel met kleurige spikkeltjes. Maar wat was dat? Dat was een gewoon klein ballonnetje! Ik greep naar de andere en liet ze één voor één door mijn vingers gaan. Het waren allemaal doodgewone ballonnetjes.

Ik realiseerde me dat ik was opgelicht. De man moest het zakje stiekum onder de zak met de grote ballonnen vandaan hebben gehaald terwijl ik mijn geld zocht. Zelfs mijn vriendin, toch wel iets gewend, stond paf. Ze keek me met een frons aan. Verbaasd.

mumbai ballonnetjes

Ik voelde me ineens heel zwaar worden. Ik hoorde niets meer. Ik zag niets meer. Ik begon te zweten. Ik was niet gewoon geïrriteerd. Ik was diep en diep teleurgesteld. In de hele mensheid. Het was een van mijn bekende zwakten. En ik werd er nu weer mee geconfronteerd. Hier in Mumbai. Kleine dingen te diep naar binnen laten dringen. Niet gewoon accepteren dat ze gebeuren, maar per se willen begrijpen waarom ze gebeuren.

„Expecting the world to be fair to you because you are a good person is like expecting the buffalo not to charge because you are a vegetarian“ luidt het gezegde (shari barr).

Ik wist dat wel. Maar ik dacht zo niet. En ik voelde zo niet. Niet toen, niet daar op dat terras van de Renaissance in Mumbai. Ik wilde altijd begrijpen waarom mensen kwade dingen doen. En daarmee werden kleine dingen soms heel groot. Trillend van woede zei ik, meer tegen mezelf dan tegen mijn vriendin: “Hoe kan iemand met wie je vriendelijk staat te praten, zoiets gemeens doen! Het zijn echt niet die rottige twee of drie dollar. Het is de intentie. Het is kwaad doen tegen de ander. Het is alleen voor jezelf leven. Het is laag. Het is … terreur!”

Ik snapte ineens dat het grote kwaad dat over de stad was gekomen nog steeds weerspiegeld werd in het kleine kwaad dat overal loerde. In mensen die andere mensen willen bedriegen. Beliegen. Vertrappen. En vernederen. Dat is de wereld, dacht ik. En dat, helaas, is niet alleen Mumbai. Dat is de wereld. Overal.

Ben je arm? Ga stelen!
Raak je je baan kwijt? Spuug op iedereen die wel werk heeft!

Wordt de huur van je huis opgezegd? Gooi de ruiten in van McDonalds!
Word je gepest? Sla d’er op!
Ben je ongelukkig? Steek in op iedereen die wel gelukkig is!
Ben je niet populair bij de meisjes? Koop een automatisch geweer en schiet ze overhoop!
Wil er niemand met je vrijen? Lok een schoolmeisje mee en verkracht haar in je kelder!
Vindt iedereen je een loser? Schiet John Lennon dood!
Heb je de pest in? Pleeg een aanslag op iemand, geeft niet wie!
Heb jij de tering in? Krijg allemaal maar de tering!
Klap!
Dood!
Over!
KAN JOU HET ROTTEN!

Dat is de wereld, dacht ik. Wie durft er nog te dromen? Wie durft er nog te geloven in het goede? Het kwaad is overal. En het gaat niet meer weg. Dat is de realiteit. Wat een triest, triest leven.

Of er nog iets zijn moest, vroeg de ober en hij glimlachte uitnodigend.
Mijn vriendin keek hem zwijgend aan en schudde slechts het hoofd. De man keek kort naar de ballonnetjes die op de tafel lagen uitgespreid en trok zich terug.
Ik schoof mijn stoel met een verbeten gezicht achteruit en stampte weg. Ik wilde alleen zijn. Ver weg van alle mensen.
Dit triest verhaal is er eentje in een serie. Aflevering 10 staat hier. Aflevering 11 hierboven dus. En aflevering 12 komt hier te staan. Ik kan niet garanderen dat het nog goed komt.

Het verhaal dat op drasties stond is niet langer maatgevend voor wat er echt is gebeurd. Dat, lieve lezers, wordt hier uit de doeken gedaan.

Smerige poten aan de Seine

Terwijl ik langs de Seine jog, springt een grote hond blaffend tegen me op. Zijn smerige poten bevuilen mijn beige Puma trainingsbroek. De eigenaar staat een eindje verderop en kijkt ernaar. Hij roept de hond niet eens terug.

Als ik hem passeer wijs ik op mijn besmeurde broek en kan het niet laten hartelijk “merci!” te roepen. De man ontsteekt in woede en wil me demonstratief een bankbiljet voor de stomerij overhandigen.


Dat dit voor mij niet hoeft, maar dat ik alleen hoop dat hij zijn hond in het vervolg aan de lijn houdt als er een jogger aankomt, en dat hij toch op zijn minst ’sorry’ had kunnen zeggen …. daar snapt hij niets van. Hij is witheet. Echt gebeurd. Tja, directe Nederlander in een indirect land.

Eerder in iets andere vorm verschenen op drasties, in de serie “Jammer dat er Fransen wonen”. Foto boven: iemand anders. 

In Mumbai voelde ik mij als een grazend hertje (10)

We zaten op het terras van de Renaissance, een vijfsterrenhotel ver van het centrum. Onze auto was uitgebreid van onder met spiegels bekeken. Een Labrador had zijn neus naar binnen gestoken en in mijn kruis gesnuffeld. Onze tassen waren weer eens door een metaaldetector gehaald.

mumbai portier

Het contrast met de straat was groot. In een decor van tegen de donkere lucht afgetekende palmbomen zetten schijnwerpers de gasten in een stralend licht. Stemmen waren gedempt. Geuren waren prettig. En de ogen konden over een kabbelend meer naar de skyline van Mumbai glijden en weer terug. Een zachte wind streelde onze gezichten. de rust van de rijkdom.

Mijn vriendinnetje dronk een San Pellegrino. En ik nam een Teachers, mijn lievelings blended Scotch. Zonder ijs. Met lome slagen zwom een man nog een laat rondje in het zwembad. Een groepje meisjes liep voorbij. Sommigen waren gekleed in witte zijden blouses en strakke spijkerbroeken met zilver-gestikte motieven. Anderen waren gewikkeld in kleurige sarongs. Ze poseerden giechelend voor elkaar met hun mobieltjes.

We dronken onze drankjes, knabbelden aan onze nootjes, en praatten.
De woorden kwamen van zelf. We vulden elkaar’s zinnen aan. Soms zeiden we hetzelfde woord op hetzelfde moment … en dan riepen we ook tegelijkertijd  „serendipity“! We bloosden af en toe diep. Het was een uitwisseling tussen gelijkgestemde zielen. Het was het fine-tunen van al gelijkkloppende harten.

We kenden elkaar nog geen 24 uur. Maar onze band was strong, super strong. Ik voelde me beschermd tegen alle kwaad.

mumbai hostess

“Ja, het is hier heel veilig”, zei mijn meisje lief, “vooral als je bedenkt dat al twee weken na de aanslag er ineens tientallen van die snifhonden opdoken. Ze waren ineens overal … ” Ze keek me aan en liet een betekenisvolle stilte vallen.

Ik nam nog een slok Teachers. “Dat is een hele speciale opleiding”, hield ze vol, “zoveel van die honden zijn er niet op de wereld, en zeker niet hier in een ontwikkelingsland als India  … “.

Ineens verslikte ik me. Ik begreep waarom die labradorretjes er zo gezellig uit zagen. Ze waren gezellig! En net zomin gevaarlijk als die politie-agenten met hun lege geweren!

Ik keek om me heen en begreep dat mijn gevoel van veiligheid op niets was gebaseerd. De gasten van die andere hotels op de 26e november hadden zich vast ook zo gevoeld. Rijk. Niemand deed ze wat. Ik besefte dat het in één klap allemaal voorbij kon zijn. Zwartgemaskerde mannen konden zomaar het terras op komen rennen. Gegil. Schieten. Rook. Ongeloof. Voor je het weet lag je op de grond. In pijn. Bloedend. En het was over en uit. Voorgoed.

Blijven leven was een kwestie van niet op het verkeerde moment op de verkeerde plek te zijn. We zijn niet meer dan hertjes die lopen te grazen in een kudde waar de roofdieren omheen sluipen, dacht ik somber.

Ineens moest ik aan mijn ballonnen denken. Waarom wist ik niet. Maar het zou de avond behoorlijk veranderen …

Dit is een vervolgverhaal. Klik hier voor deel 9 en hier voor deel 11.

Tja, en dan de foto’s …. Jullie raadden het al. Hier had ik het te druk met verliefd zijn, en dus moet ik nu terugvallen op de officiële hotelplaatjes. Had ik mijn hoofd er maar bij moeten houden Maar het was het waard.

Op drasties staat het hele verhaal, maar anders. Blijf maar hier dus.

In Mumbai kocht ik een ballonnetje (9)

We kuierden verder. Onze neuzen vulden zich met onbestemde geuren, zowel lekkere als onvoorstelbaar vieze. Om ons heen ging het leven zijn gang. Mensen riepen. Mensen lachten. Mensen staarden. Het was alsof er hier nooit iets was gebeurd. En al gauw voelde ik me toch geborgen. Op straat ging je op in de massa. Zeker in India.

We liepen te slenteren. Zonder doel. Zonder iets te zoeken. Zonder iets te willen. We waren aan het ‘zijn’. Hand in hand mag in India niet. Maar het was voor de goede toeschouwer niet moeilijk om te zien dat hier twee mensen liepen die voor elkaar bestemd waren.

mumbai snuisterijen

Hier en daar hielden we de pas in om naar een snuisterijtje te kijken. Olifantjes, buddhabeeldjes, posters op de grond uitgespreid. Plaatjes van Bollywoodsterren. Schelle kleuren. De prachtigste vrouwen, haarscherp opgemaakt. Maar kuis. Niet teveel naakt. Geen sex. Dat is in India iets voor binnenshuis, in de intimiteit, en uitgevoerd met aandacht en toewijding.

Een nors kijkende man zat in een soort van koek&zopie-kraam. Tot de nok toe afgeladen met frisdranken, chips en ander spul. Het deed me nog het meest denken aan een oerversie van het internetcafé. Je kon bij de man bellen met een ouderwetse draadtelefoon – er stonden er vier op de toonbank – en tijdens het bellen kon je een blikje cola drinken. Prachtig business plan. Ooit. Maar nu op het punt van omvallen.  Ook in India rukken de mobieltjes op. En ik begreep waarom de man niet reageerde op mijn joviale ‘namaskar’.

mumbai telefoonman

We werden staande gehouden. Voor ons stond een man met een rond en niet onvriendelijk gezicht. Hoe hadden we kunnen vermoeden dat we beter hadden kunnen doorlopen …

Maar we stonden stil. De man lachte een setje parelwitte tanden bloot. Hij haalde met een geheimzinnig gezicht een supergrote ballon vanachter zijn rug vandaan. Maatje skippybal. Hij hield hem voor zijn middel en sloeg erop.

Strong”, riep hij, “Super strong, look!”

Apart. Zo groot had je ze in Europa niet. Leuk voor feestjes en partijtjes. Puur voor de lol wilde ik er best wel één hebben. Ik vroeg naar de prijs. Je moest er gelijk tien kopen. Tien voor 1000 rupees. Hm, moest dat nou? Maar per stuk ging het niet.

De verkoper hield met een uitnodigend maar ook sluw gezicht het plastic zakje met de kleurige ballonnen omhoog.

“Je hoeft ze alleen nog maar op te blazen”, grapte hij, “de lucht doe ik er gratis bij!”

Hij keek scherp van mijn vriendin naar mij, en van mij naar mijn vriendin. Een Westerling met een Indiase, dat is altijd interessant.

Ik bood 200 rupees en het onderhandelingsspel begon. De handelaar was weerbarstiger dan gedacht en alle zeilen moesten worden bijgezet. Weglopen, schouderophalen, ongeloof, verontwaardiging, alles moest uit de kast. Uiteindelijk werden we het eens over 450 rupees.

Ik betaalde en de man gaf me het zakje. Ik keek hem met respect aan en zei: “Thank you, my friend. Good price for me. Good price for you. Have a good evening”.

Maar de man was nog sneller weg dan hij was opgedoemd.

Deel 8 van dit vervolgverhaal staat hier, en deel 10 hier. Alle fotootjes zelf gemaakt.

Ook op drasties gepubliceerd. Heel anders en met minder foto’s.

Kom niet aan het Franse stokbrood, de croissant en de billenkoek

Frankrijk is weer eens op de vingers getikt door de Verenigde Naties.
Vijf jaar nadat de VN had gevraagd om het pak slaag in huiselijke kring te verbieden is er nog altijd niets gebeurd. Het ouderlijk geweld tegen kinderen wordt als “normaal” beschouwd.

Het af en toe lekker afrossen van kinderen wordt door velen gezien als onderdeel van de cultuur. Kom niet aan het Franse stokbrood, de croissant en de billenkoek. Zelfs een Franse jongerenraad die zich over de vraag heeft gebogen zei dat “een goed pak slaag nog nooit iemand kwaad heeft gedaan”.

Dagblad Le Parisien laat ouders aan het woord:

Anne Curunet, 38 jaar, huisvrouw: “Ik sla mijn kinderen regelmatig, als het nodig is, zoals gisteren, toen ik drie keer aan mijn dochter had gevraagd haar bord leeg te eten. Ook op 2,5 jarige leeftijd zijn kinderen echt wel in staat om dingen te begrijpen, hoor. Ik sla nooit op de handen, dat is slecht voor de bloedsomloop. Maar een pak slaag op de billen … daarmee kun je als ouder toch goed wat spanning kwijt, laten we daar eerlijk over zijn!”

En Claire Bonnin Ly, 36 jaar, spoorbeambte, geeft toe dat ze soms slaat
“als ik moe ben en als mijn dochtertjes me tot het uiterste drijven. Ik tel wel altijd tot drie. Ik heb een vriendin, die is pedagoge, en die zegt dat je altijd eerst moet discussieren. Daar ben ik het niet mee eens. Ik ga echt niet onderhandelen met mijn kinderen!”

Raphael Pulimeno, 43 jaar, kioskhouder, vertelt dat het hem af en toe overkomt, vooral als zijn zesjarige dochtertje het op een krijsen zet. “Maar ik doe het meer om haar bang te maken, dan om haar pijn te doen, hoor. Als ik haar een pak slaag geef, dan laat ik zien wie er de baas is.”
Tja, en dat lees je dan in de krant op weg naar je werk, je kijkt om je heen in de metro en denkt er het jouwe van. Ik moet zeggen dat ik nergens ouders zo chagrijnig met hun kinderen heb zien omgaan als in Parijs. Iets kan er dus best weleens van waar zijn.

Eerder verschenen op drasties, serie ‘Jammer dat er Fransen wonen’. En gebaseerd op een reportage in Le Parisien

In Mumbai wilde ik ervan genieten (8)

We stonden samen uit te kijken over zee. Het SMS-meisje uit Mondegar dat me gevolgd was. En ik. Het was alsof ik zweefde. Dit was zo raar! Ik heb geen minderwaardigheidscomplex, maar gevolgd worden door het meest verrukkelijke wezen van de hele wereld, zonder dat we tevoren ook maar één woord gewisseld hadden, was bijzonder.

Ze zei me dat zij ook niet wist wat er gebeurde. Ze had gewoon gevoeld dat ze met me moest praten. Een aantrekkingskracht die ze niet kon verklaren. Het was “strong, very strong“. Ze wilde niet meer bij me weg. Hoe dat verder moest en wat hiervan de bedoeling kon zijn, wist zij ook niet. Maar ze ‘was not in a hurry to find out’ en wilde ervan genieten. Ik ook.

De bootjes die toeristen naar de Elephanta Caves wilden brengen lagen te dobberen. Lekkernijen werden rondgedragen, pinda’s gebrand, en handen gelezen. Mumbai leek behoorlijk te zijn opgekrabbeld, zei ik. Het meisje knikte en keek me met haar donkere ogen ernstig aan. „Het lijkt erop“, zei ze.

mumbai taxichauffeur

Ze vertelde dat onmiddellijk na de aanslag op alle straathoeken in het centrum drie politie-agenten stonden. Eén van de drie droeg een groot geweer. Dat zag er veilig uit. Het had geholpen om de gemoederen van de geschrokken Mumbaise bevolking te kalmeren. Helaas, zo glimlachte mijn vriendin, had de politie te weinig geld voor munitie gehad. De geweren waren niet geladen! Daarom werden die arme agenten de ‘lege-gewerenpatrouille’ genoemd.
We liepen door de drukke straten van Apollo Bunder, ontweken moeiteloos auto’s, motorfietsen en paard-met-wagens, en gingen geheel in elkaar op. We babbelden met straathandelaren, met taxi-chauffeurs, en met straatkinderen. Stralende gezichten overal. Het meisje praatte afwisselend in Hindi en in Engels. Met arme en met rijke mensen. Zonder onderscheid. Ik stond er alleen maar glunderend naast te knikken. Gloeiend van geluk.

Ook heel goed dat er nu overal security met honden is, zei ze. Ze kon haar wimpers heel mooi bewegen. Overheidsgebouwen waren altijd al heel scherp beveiligd geweest, maar nu zag ik ook detectiepoortjes bij de ingang van bioscopen, winkels, restaurants en hotels. Labradors en herdershonden met droeve ogen snuffelden onder auto’s, in tassen en tussen kruizen. Op zoek naar explosieven. Zo veilig was het dus toch allemaal niet. Er kon elk moment iets verschrikkelijks gebeuren.

mondegar buiten

Deel zeven van dit vervolgverhaal staat hier. Deel acht hierboven. En deel negen hier.

Eerder in andere versie gepubliceerd op drasties.

In Mumbai kwam ik John en Yoko tegen (7)

Zelfbewust knikte ik tegen de bewakers, aaide een slaperige herdershond, en liep door een veiligheidspoortje het Taj hotel binnen. In de lobby stonden drie Arabieren met dikke koffers en ruimvallende gewaden. De receptionisten glimlachten uitnodigend vanachter de balie.

mumbai taj hond met balkje

Ik zag een gedenkplaat achter glas. De namen van alle slachtoffers. Kaarsen. Bloemen.  Over een paar jaar valt dit niet meer op, dacht ik en slenterde door de galerij met de winkeltjes waar ze normaal Prada, Gucci, en Rolex verkochten. Er werd druk getimmerd, geveegd en geverfd. In gedachten zag ik de terroristen glimlachend rondstappen. Angstige gasten voor zich uit drijvend.

Mijn oog viel op de collage van foto’s van beroemde gasten. Er zat geen krasje op. John Lennon en Yoko Ono staarden me in zwart-wit aan. Jullie ook hier, dacht ik. Hebben jullie hier ook een week in bed gelegen voor de wereldvrede?

mumbai john en yoko

Toen draaide de klok ineens 30 jaar terug.Tegen mijn tranen vechtend liep ik, in mijn tienerjaren, in Amsterdam mee in een demonstratie tegen de moord op Lennon.

“Met John Lennon is ook de vrede vermoord“, had ik tegen een camera van Brandpunt gezegd. Mijn eerste tv-interview.

Give Peace a Chance“ hadden we in de optocht gezongen.

„Dertig jaar later, John“, fluisterde ik tegen de foto, „er is nog altijd niks veranderd. Oorlog. Haat. Domheid. Als je wist wat hier is gebeurd. In de stad van Gandhi.“ En weer prikten de tranen.
They hurt you at home and they hit you at school, they hate you if you’re clever and they despise a fool.”Als vanzelf kwamen er meer teksten binnendrijven. “God is a concept by which we measure our pain. A crowd of people stood and stared. What a waste of human power, what a waste of human lives.” Maar ook: “Hold on world, it’s gonna be alrightEn natuurlijk: “Imagine …”

“This is not here”. Ik schudde mijn hoofd. Mijn oog viel op Yoko. Ik dacht aan de gewijde stemming buiten en voelde voor het eerst de betekenis van haar “We’re all water in this vast, vast ocean, someday we’ll evaporate together”. 
John and Yoko: “Just a boy and a little girl trying to change the whole wide world.” Een Liverpoolse rocker met een wijze Japanse vrouw. Een briljante liedjeszanger met een onconventionele kunstenares. Van John had ik geleerd dat liefde geen grenzen kent en door niemand hoeft te worden goedgekeurd. “East is east and west is west, the twain shall meet, east is west and west is east, let it be complete.“

Ik stapte naar buiten, in een vreemde, gelukkige stemming, en knipperde tegen het felle licht. Ineens tikte iemand me op mijn rug. Ik keek om in het gezicht van het prachtige SMS-meisje uit café Mondegar! Ze was me gevolgd??? Nou moe, dan kon ik er niets aan doen. Toch?

mumbai taj kegel

Dit is het zevende deel in een vervolgverhaal. Deel 6 staat hier. En deel 8 hier. Alle foto’s eigen werk, eh, die van John en Yoko is natuurlijk een foto van een foto.

Op drasties staat een eerdere versie, die minder de moeite waard is. Was een vingeroefening. Hier zit zo oneindig meer in.

Het Engelstalige deel over John Lennon is destijds de hele wereld overgegaan, dat staat hier. En hier ook natuurlijk, want die site is zo’n beetje aan gort. 

Apiedapie nodded with confidence at the security guard, caressed a sleepy dog and stepped through the metal detector into the Taj hotel. In the lobby he saw only a group of Arabs with fat suitcases and loose-fitting dresses waiting for something. Front desk staff were smiling their welcoming smiles behind their empty desk. Apie noticed a small memorial plate behind a glass panel. The names of the victims. Wax candles and flowers. In a year from now nobody will notice this anymore, he thought.

He strolled along the gallery on ground floor where shops used to sell Prada, Gucci and Rolex. Most of them were closed. In his mind Apie saw running terrorists, chasing behind horrified guests. He caught sight of a collage of pictures of famous Taj guests. There was not a single scratch on the glass. John Lennon and Yoko Ono looked at him in black- and-white. You’ve been here, too? Apie thought. Have you stayed in bed for peace here as well? Suddenly the clock turned backwards almost 30 years. A young Apiedapie, in his teens, fighting against his tears, taking to the street to protest against the murder of Lennon. „With John Lennon also peace has been killed“, he had said to a TV reporter. It had been his first TV interview.

They had all ceaselessly been singing  „Give Peace a Chance“.  „We’re now thirty years later, John“, whispered he to the picture, „nothing has changed ever since. War. Hatred. Stupidity. If you knew what has happened here, in the city of Gandhi.“ And again tears sprang to his eyes. “They hurt you at home and they hit you at school, they hate you if you’re clever and they despise a fool”. More lyrics came floating into his head. “God is a concept by which we measure our pain. A crowd of people stood and stared. What a waste of human power, what a waste of human lives.” But also: “Hold on world, it’s gonna be alright”. And of course: “Imagine …” “This is not here”. Apie shook his head bewildered. His eye fell on Yoko. He thought about the consecrated atmosphere outside and for the first time really felt the meaning of her “We’re all water in this vast, vast ocean, someday we’ll evaporate together.” John and Yoko. “Just a boy and a little girl trying to change the whole wide world”. A rocker from Liverpool with a wise Asian woman. A brilliant singer with an unconventional artist. Apie had learnt from John that love has no borders and does not need approval.  “East is east and west is west, the twain shall meet, east is west and west is east, let it be complete.”

Apie stepped outside, in a strange nostalgic mood. His eyes blinked against the bright daylight. All of a sudden someone patted him on the shoulder. He turned and saw Miss Bolly, the gorgeous SMS-girl from Mondegar. She had followed him. Now well .. then he could not help it. Or could he?

In Mumbai voelde ik verbondenheid (6)

Langs het water liep ik in de richting van de Gateway of India. Voor het aanleggen van de bijbehorende boulevard was destijds geen geld meer geweest. Dus nu stond de poort in zijn eentje mooi en nutteloos te wezen. In India gebeuren meer van dit soort dingen. Net als in andere landen.

Maar iets was er anders. Wat? Ik liep langs het lage muurtje dat de boulevard van de zee scheidt. De zee lag vol met bootjes. Ik wist dat daar het gevaar vandaan was gekomen. Een rubberbootje met engerds. Een visser die het ongeluk had ze tegen te komen was ook afgemaakt.

mumbai wijzen

Langzaam liep ik langs het immense Victoriaanse hotel. De wervels van mijn nek knakten van het omhoog kijken. Net als de andere nieuwsgierigen kon ik in feite niks anders doen dan naar boven staren. Daar was het allemaal gebeurd. Daar zag je nog zwarte strepen. Daar waren alle ramen eruit geweest.

mumbai snoepjes
Op het plein voor de Gateway had de wereldpers gestaan. Het was daar vroeger altijd een gezellige, ongecompliceerde drukte geweest. Handlezers. Snuisterijverkopers. Mannen met hoofddoekjes die schalen met zoetigheden op hun schouders droegen. Bedelaars. En heilige mannen die een kloddertje rode pasta op je voorhoofd drukten, als je pech had ook nog met rijstkorreltjes erin. Bescherming tegen het kwaad. Op het eerste gezicht was dit het wat ik nu ook zag. Overal mensen in alle soorten, maten en kleuren.
mumbai verbonden mensen

Ineens viel het me op dat alle gezichten, hoe verschillend ook, een zelfde gelaatsuitdrukking hadden. En hoe alle mensen in feite in dezelfde richting keken. Alsof een onzichtbare draad hen verbond met het hotel. Alsof een onzichtbaar web hen verbond met de andere mensen. Dit was verbondenheid, voelde ik. Verbondenheid tussen mensen. Nu besefte ik waarom ik hier was. Om verbondenheid te voelen.

We waren hier niet om naar een afgebrand hotel te kijken. Ik was hier niet om mijn nostalgische gevoelens te koesteren. We waren hier om onze mensheid te delen. Onzichtbaar en onbewust straalde iedereen uit: wij zijn niet zo. Wij doen die dingen niet. Wij hebben respect voor de ander. Een gewijde sfeer die, zo wist ik, ook de Newyorkers na 9/11 hadden gevoeld. Het kwaad bracht naast ongeloof en afschuw, ook menselijkheid en kracht.

Ik zag de ingang van het hotel. zonder er echt over na te denken stak ik de straat over. Ik ging naar binnen!

Dit is een aflevering uit een vervolgverhaal. Deel 5 staat hier. Deel 7 hier. Alle foto’s eigen werk.

Een eerste concept stond op drasties.

Volgend jaar blijf ik thuis

Het leek dit keer allemaal zo goed te gaan.  De hele wereld had vertraging en sliep op veldbedden op station en vliegveld. Maar ik vloog keurig op tijd van New York naar Amsterdam.  Er was op Schiphol geen huurauto meer te krijgen, zo vlak voor de Kerst, maar na even geconcentreerd heen en weer bellen tufte ik toch binnen een uurtje met een splinternieuwe Volkswagen Golf richting Noord-Brabant (eerste familiestop).

Heel Nederland klaagde over gladheid en chaos. Maar net op die dag waren de autowegen schoon. Er scheen een helder zonnetje. En ik was in no time waar ik wezen wilde.  Achteraf realiseer ik me wel dat ik een paar keer onaangenaam getroffen werd door iets merkwaardigs langs de weg. Maar ik had er door de jetlag niet echt aandacht aan geschonken.

Toen ik na een paar dagen wakker was, en ook andere familie en vrienden ging bezoeken, kon ik er echter niet meer omheen. Het was overal.  Aanvankelijk was ik verbaasd. Ik dacht dat ik als expat iets had gemist en dat de betekenis me spoedig duidelijk zou worden. Maar gaandeweg begon ik bij elke volgende hardop te zuchten.

En nog weer een paar dagen later, toen bleek dat ze niet alleen in het zuiden en westen van Nederland stonden, maar ook in het noorden en oosten, ging ik echt luidkeels jammeren. Zo kwaad was ik al tijden niet meer geweest. Om iets waar ik helaas niets tegen kon doen.  En niemand van mijn vrienden en familie begreep waar ik me druk om maakte.  Gewenning misschien? Suf gepest? Gaar gebeukt?

Oordeel zelf, dit bord kwam ik op z’n minst elk kwartier tegen, bij op- en afritten. Opritten die ik daardoor van pure ellende miste. En afritten die ik met de ogen dicht voorbij reed.

100% BOB 0% op
Eigen foto, uit rijdende auto (volkswagen golf) genomen. (c) Apiedapie, 2011

Nu is het niet zo dat ik me niet kan voorstellen dat een reclamejongen die met zich zelf zit te brainstormen weleens in opperste verveling en met weinig inspiratie midden op een leeg velletje papier, bovenaan, “bob” kan zetten. En daaronder: strop, kop, op, glaasje op, galop, mop, drop, dop, de dop moet er op, hop hop hop, hij moet om die knop, houten  kop …. dat vind ik niet erg. Het is normaal. Je schrijft voor jezelf dingen op.  Mag!

Maar zorgwekkend wordt het als zo’n jongen of meisje na een dag of wat schaven,  wegstrepen, doorhalen, en opnieuw beginnen uiteindelijk durft op te houden bij “100% bob, 0% op”.

Behoorlijk triest wordt het als het dan kennelijk niemand in zijn omgeving –  vrienden, kennissen, collega’s, mentoren, bazen – opvalt. Of als het opvalt, dat kennelijk niemand in genoemde omgeving ook maar ene vinger uitsteekt om het te stoppen.

Een regelrechte schande wordt het als de opdrachtgever het rijmpje van het reclamebureau aanvaardt (dus er voor gaat betalen!), en er misschien zelfs wel met een selectiecomité tevreden een glaasje champagne op gaat drinken. Hop, weer een ton reclamebudget op.

En ronduit verbijsterend wordt het als het rijmpje echt, in real life dus, op honderden of misschien wel duizenden borden wordt afgedrukt, in kleine bestelautootjes vervoerd, en dat er dan dus kennelijk mensen zijn, echte mensen, vaders, moeders misschien, of kinderen, net het huis uit, aan het begin van een beroepscarriėre, die met hun ziel en zaligheid vierkante gaten in de grond gaan graven,  de palen erin steken, en die borden echt in het openbaar – waar vele miljoenen mensen het dagelijks kunnen zien – neerzetten.

Heeft er dan niemand in Nederland enig schaamtegevoel? Hebben die mensen nog een keer omgekeken na het gedane werk? Durven ze het thuis te vertellen? Gaan ze het volgend jaar weer doen? Ik heb in ieder geval zelden zoveel gedronken als deze feestdagen. Om dit te kunnen vergeten. En volgend jaar blijf ik thuis.

Gelukkig nieuwjaar!

Dat het nog veel erger kan bleek een paar dagen later in belgie, zie “het is klein leed ineens”