Ik leer veel van meeuwen. Ze zijn er gewoon. Elke morgen weer zitten ze op de klif. Te kijken of er iets te eten is. Te kijken of er geen onraad dreigt. Te kijken of er wat te paren valt.
Ze vliegen op. Laten zich door een luchtstroming ergens heen voeren. Alleen maar bijsturen, gebruik makend van de juiste wind. Waar dat heen is? Ze zien wel. En dan gaan ze weer op een andere rots zitten. Een schutting. Een paal. Het strand. Ze gaan gewoon ergens anders zitten. En kijken dan weer: eten, gevaar, liefde.
Ik zal het nooit echt zeker weten, maar ik denk niet dat ze zich zorgen maken. Dat ze een rothumeur hebben. Klagen over iets dat gisteren is gebeurd. Of bang zijn voor iets dat misschien vandaag gaat gebeuren. Zich afvragen waarom alles gebeurt wat er gebeurt. Ze zijn er gewoon.
Ze zijn gewoon.
Gisteren zag ik een grote zilvermeeuw met een krab. Da’s een hele maaltijd. Meer dan alledaagse kost. Meestal zijn het kleine hapjes hier en kleine snippertjes daar. Wat ie deed? Toestoten, pakken, niet laten vallen. En laag over de golven naar een veilige plek. Oppassen dat niemand hem zag. Half uurtje bezig geweest met openkraken en oppeuzelen. Kraaien op veilige afstand om de resten op te ruimen. Daarna? Snavel afspoelen in zee. En weer opvliegen. Dat was alles.
En vanochtend begon er weer een nieuwe dag. Van zitten. Kijken. Vliegen. Scoren. En doorgaan. Er gewoon zijn. Leven. Totdat het voorbij is er gewoon het beste van maken. Ik kan een voorbeeld nemen aan meeuwen.