“Niet te dichtbij je gezicht!”
’’Als hij het niet doet, dan ga je er NIET naar toe, gewoon laten liggen!’’
Het zijn dit soort goede raadgevingen die mij tijdens de laatste week van het jaar het mikpunt maken van meewarig commentaar van mijn zoon. Als man kan ik me zijn opwinding bij het vuurwerk best voorstellen. Ik ben zelf ook een jongen geweest. Maar als vader wil ik hem de jaarwisseling ongeschonden zien door komen.
“Je bent een rund als je met vuurwerk stunt”, die gouwe ouwe slagzin kwam als vanzelf iedere keer bij me op. Op ons maakte dat nog indruk.
Maar hij weet alles al, heeft zelfs, oh gruwel, op YouTube gezien hoe je verschillend vuurwerk met elkaar combineert, hij is een ‘professional’.
Elf jaar oud. Drie jaar geleden hield hij het nog bij sterretjes. Een veiligheidsbril gaat zeker niet op, want dan lacht iedereen hem uit, zegt hij.
Zijn ultieme minachting voor me kwam er vanmorgen uit. Hij liet me niet eens meer uitpraten, maar stormde weg.
“Meisje!” riep hij over zijn schouder, “Je bent een meisje!”
Categorie: Stukjes
Kaarten schrijven kun je leren
Mijn negenjarige zoon verzorgt dit jaar voor het eerst zijn eigen nieuwjaarskaarten. Hij schrijft in perfect Frans voor elk vriendje iets persoonlijks.
Prachtig om in deze tijd van email en SMS een jong mens de eerste schreden op het pad van het geschreven woord te zien zetten.
Met de kaarten naar Nederland heeft hij meer moeite; hij gaat naar een Franse school en spreekt alleen met mij Nederlands. En wat heeft hij eigenlijk te melden aan zijn verre familie? Alles wat je zoal beleeft, moedig ik hem aan.
De postbode komt langs. Mijn zoon laat een enveloppe zien, afkomstig van oom Wim. Nu heb je een voorbeeld, knik ik hem toe.
Hij scheurt de enveloppe open, klapt de voorbedrukte kaart uit en laat hem verbouwereerd aan me zien. Rechtsonder in de hoek staat geschreven: “Wim en Annie”.
Eerder verschenen op drasties.
Het ga jullie goed
Fullscreen alsjeblieft
Ik bereid me voor op een belangrijke presentatie over mijn werk. De zaal roezemoest in blijde afwachting. Stijf in het pak wacht ik op de eerste rij op mijn beurt.
Nadat ik het spreekgestoelte heb beklommen, is er ineens een lichte paniek. Mijn powerpoint-presentatie laadt niet. De technici doen van alles, maar de computer kan mijn slides niet lezen. Uiteindelijk stel ik voor om dan maar snel mijn eigen laptop op de projector aan te sluiten.
Waar ik geen rekening mee heb gehouden zie ik even later als de verbinding is gemaakt. Mijn desktop is minutenlang levensgroot zichtbaar voor het belangstellende publiek.
“Apiedapie Neuken”, “Enge mannen die chatten”, “Apie keihard plassen” zijn enkele bestanden die ik ooit voor het gemak bovenin het scherm had geparkeerd.
Schaapachtig grinnikend weet ik de powerpoint na een paar minuten op fullscreen te krijgen.
Eerder op drasties verschenen.
Precies de buurman
Het plotselinge overlijden van onze buurman, een krasse zestiger, was voor mijn zoon van elf de eerste kennismaking met de dood. Hij leerde wat het betekent als iemand er definitief niet meer is.
Ik vertelde hem ook over begraven, en wat er met het lijk gebeurt. Het langzaam verteren in de grond, het ‘van as tot as’.
Een paar maanden na de begrafenis zagen we in de stad een man lopen die erg op de buurman leek. Zelfde houding, zelfde kleding.
“Kijk, pa”, wees mijn zoon, “die man lijkt precies op de buurman”. En hij voegde er snel aan toe: “Toen hij nog leefde natuurlijk”.
Met dank aan Ad Hok en De Schrijvende Rechter voor hun commentaar op een eerder verschenen versie op drasties.
Hoge nood in de Tweede Kamer
Ik moet heel nodig. Op de verkeerde plaats en op het allerverkeerdste moment. Ik probeer normaal door te spreken, maar ik ben bang dat het te zien is.
Kijk mij! Hier heb ik van gedroomd. Ik ben woordvoerder en sta mijn eerste toespraak te houden in de Tweede Kamer. Ze hangen aan mijn lippen. De camera’s snorren.
Maar ik moet plassen. En niet zo’n beetje ook.
Ik praat gewoon door, maar ik merk dat ik begin te zweten. Ik trek mijn rechterbeen op. Ik trek mijn linkerbeen op. De zinnen waaraan ik dagenlang zo zorgvuldig heb geschaafd, komen er te snel uit. Ik hijg.
Denk ik het alleen maar, of beginnen de Kamerleden naar elkaar te fluisteren? Zowel links als rechts? Ik kreun. Het gaat gewoon niet lukken. Nu reikt de voorzitter zelfs naar de hamer.
Oh, mijn God, ik voel het komen. Ik houd het niet meer. Ik sla dubbel en maak met trillende vingers de rits open. En terwijl ik me ontspan, weet ik dat mijn carrière voorbij is.
Eerder in een heel andere versie verschenen op drasties, op aangeven van de zanger en levenskunstenaar Mario de Kort. Ja, dit zou best in de toekomst met een Kamerlid kunnen gebeuren. Gerechtigheid laat soms een tijdje op zich wachten. Hoe je het kunt voorkomen? Altijd op tijd naar de wc gaan als je een toespraak moet houden.
Door de grond in de lucht
In het vliegtuig naar New York kijk ik meewarig naar de opgewonden toeristen om me heen. Ik woon voor mijn werk in Amerika en vlieg zo’n beetje elke maand. Ik kan de procedure dus wel dromen.
De stewardess komt de immigratieformulieren uitdelen. Witte voor mensen met een visum en groene voor toeristen.
“Resident?”, vraagt ze telkens voordat ze het formulier overhandigt.
Ik zie haar naderen door het gangpad. Af en toe legt ze op haar hurken uit welk papiertje de mensen moeten invullen.
Vermoeid kijk ik uit het venster.
“Resident?” hoor ik weer. Belachelijk dat ze het vandaag in het Engels vraagt. De KLM krijgt steeds meer kapsones.
Als ze bij mij is aangekomen, zeg ik nog voordat ze iets kan vragen geroutineerd: “Doe mij maar een witte!”.
Ze kijkt me niet-begrijpend aan.
“Resident?” vraagt ze.
Flauw om in het Engels te blijven praten.
“Een wit formulier graag!” zeg ik luid en vervolgens, overdreven articulerend, herhaal ik: “Wit!”
Ze staart me aan.
Dan realiseer ik me ineens dat dit een KLM codeshare flight met Delta Airlines is.
Enge mannen die chatten
Mijn negenjarige zoon wil op MSN gaan chatten. Ik heb het tot nu toe weten tegen te houden. Maar “al zijn vriendjes in de klas zitten er ook op”.
Ik vertel hem over de gevaren van het internet. Nooit zijn eigen naam intypen, geen adres, geen telefoonnummers, niet papa’s werk. Ik herinner hem aan de enge mannen die net doen alsof ze zijn vriendje zijn.
“Ja papa, dat weet ik allemaal”, zegt hij vermoeid, “tegen iemand die ik niet ken typ ik gewoon “nee”.
Ik geef het nog niet op. Hoe weet je dan dat je iemand niet kent? Ze kunnen allerlei namen gebruiken!
“Ja”, zegt hij, en hij kijkt me samenzweerderig aan, “Zoals Apiedapie of zo, hè?”

Eerder verschenen op drasties.
Jasje
Ik staar naar de lege lopende band en besef dat ik weer eens eerder dan mijn koffer ben aangekomen. Dit keer in Montreal, dinsdagavond laat.
Morgenochtend om half negen moet ik een vergadering voorzitten, gekleed in de muf ruikende spijkerbroek en sweater waarin ik heb liggen slapen.
De winkels zijn dicht.
Ik leg mijn probleem uit aan de nachtportier van het hotel. Hij kan me gelukkig een overhemd lenen en een ribfluwelen jasje.
De volgende morgen zit ik de vergadering ongemakkelijk voor. In de pauze komt een van de deelnemers naar me toe.
‘Leuk jasje!’, zegt hij veelbetekend.
Ik stamel een excuus, leg de situatie uit en zeg dat ik me normaal natuurlijk wel beter kleed.
Er valt even een stilte. Dan zie ik dat hij net zo’n jasje aan heeft.
(eerder in iets andere vorm en met ander lettertype gepubliceerd op drasties)
Druk, druk, druk
Ik ben nog uit de tijd dat kantoorcollega’s die naar huis gingen met twee zware ‘loodgieterstassen’ werden bewonderd als ‘belangrijk en druk’.
Nooit zal ik die keer vergeten toen de tas van een van hen in de lift opensprong en er een appel uitrolde, gevolgd door een broodtrommeltje, een pak speelkaarten, en de krant. Verder was de tas leeg.
Tegenwoordig zie ik ze in de trein zitten met hun BlackBerries en iPhones, met de tong tussen de lippen ingespannen allerlei belangwekkende dingen aan het doen. Emails? Afspraken? Analyses?
Mijn buurman van vanmorgen zag er erg belangrijk uit. Strak in het pak. Stropdas. Ik kon het niet nalaten op zijn schermpje te gluren.
Ik zag een slangetje kronkelen dat hapjes moest opeten en blokjes ontwijken.
(eerder in iets andere vorm verschenen op drasties)
